AK 6.1 t/m 6.6 Öffentlich

AK 6.1 t/m 6.6

Acelya Arslan
Kurs von Acelya Arslan, aktualisiert more than 1 year ago Beitragende

Beschreibung

OPGAVES MAKEN EN NAKIJKEN BEGRIPPEN LEREN TEKST LEREN

Modulinformationen

§1

Keine Merkmale angegeben
HOOFDSTUK 6 Nederland in de wereld §1          De haven van Rotterdam Mainport Rotterdam             Rotterdam wordt een [mainport] genoemd: van hieruit worden goederen verspreid over de hele wereld. De totale aan- en afvoer van goederen heet [goederenoverslag]. ˜            Het vervoer vindt plaats via [binnenschip], [pijpleiding], [vrachtauto] of [trein]. Het [achterland] is het gebied waarop een haven is gericht voor de aan- en afvoer van goederen.             Ook andere Europese havens behoren tot het achterland van de mainport. Het transport tussen mainport en kleinere zeehavens staat bekend als [shortsea-diensten].             De EU stimuleert deze diensten omdat ze minder transport over de [weg] wil hebben. Ze worden ‘[snelwegen over zee]’ genoemd. Doorvoerhaven             Er wordt onderscheid gemakt tussen [massagoederen] en [stukgoederen]. Rotterdam is een [doorvoerhaven] of [transitohaven]of [distributiehaven]. ˜            [Aardolie], [kolen]en ertsen zijn voorbeelden van massagoederen. Veel ertsen worden overgeladen in [duwbakken] en gaan via de Rijn naar het [Ruhrgebied]. Ongeveer de helft van de aardolie gaat per pijpleiding naar [raffinaderijen] in [Duitsland] en [België]. ˜            De meeste stukgoederen worden aangevoerd in [container]. De grootste containeroverslagplaats is de [Maasvlakte]. Het werk gaat hier bijna volledig geautomatiseerd. Industriehaven             In Rotterdam worden ook grondstoffen [bewerkt]. In raffinaderijen wordt uit aardolie brandstoffen gehaald of producten die worden afgenomen door [chemische bedrijven]. Raffinaderijen en chemische bedrijven zijn met elkaar verbonden door middel van een [netwerk van pijpleidingen]. ˜            Deze combinatie wordt een [petrochemisch complex] genoemd. Het gaat om zware, [kapitaalintensieve] industrie.
Weniger sehen
Keine Merkmale angegeben
Basisboek 127 De industrie             In de industrie worden van één product heel veel gemaakt. Dit heet [massaproductie]. Twee soorten industrie. ˜            Zware industrieën gebruiken veel [grondstoffen].  ˜            Zware industrie: [uitgestrekte] terreinen met veel bebouwing en opvallende inrichtingselementen zoals [hoogovens] of schoorstenen. ˜            Zware industrie op drie plekken.            [Oude mijngebieden].            [Aan de kust]            [Eind van de pijpleiding].˜            De meeste industrie behoort tot de lichte industrie (in het Engels ‘[footloose] industry’). Dat zijn bedrijven die [halffabricaten] of onderdelen bewerken, die vervolgens regelrecht naar de markt gaan. Deze bedrijven zijn niet ‘vastgebonden’ en kunnen zich [op veel plaatsen] vestigen.
Weniger sehen
Keine Merkmale angegeben
Basisboek 131 Arbeidsintensief en kapitaalintensief             Een bedrijf dat veel arbeid nodig heeft, noem je [arbeidsintensief]. Als er weinig arbeid nodig is, spreek je van [arbeidsextensief]. Een bedrijf met dure machines, installaties en gebouwen is [kapitaalintensief]. ˜            Instellingen als scholen en ziekenhuizen zijn vaak [arbeidsintensief].             Arbeidsintensieve bedrijven proberen de hoge loonkosten te drukken door [mechanisatie], [automatisering en het [verplaatsen] van de productie naar de lagelonenlanden.
Weniger sehen
Keine Merkmale angegeben
Basisboek 141 Massagoederen en stukgoederen             Er zijn twee groepen vrachtgoed. ˜            [Massagoederen] (of bulk) zijn niet verpakt en worden dus los in het ruim, tank of laadbak gestort. Je onderscheidt [nat] en [droog] massagoed. ˜            [Stukgoederen] zijn los verpakte goederen, die meestal vervoerd worden in containers.             Het overladen van stukgoederen is bewerkelijk en daarom een stuk [duurder].
Weniger sehen

§2

Keine Merkmale angegeben
§2          Waarom Rotterdam een wereldhaven werd De groei van de haven             De groei is te verdelen in twee perioden ˜            Periode 1: van ongeveer [1860] tot de [Tweede Wereldoorlog]: In de Rotterdamse haven werden steenkool en ijzererts ingeladen voor de [hoogovens] en [staalfabrieken] in het grootste industriegebied van Europa, nl. het [Ruhrgebied]. Zo werd Rotterdam een [doorvoerhaven].             In die tijd was de toegang tot de Noordzee moeilijk. Na [1872] werd dat dankzij de aanleg van de [Nieuwe Waterweg] een stuk makkelijker.             In [1868] werd in de Akte van [Mannheim] de [vrije scheepvaart] over de Rijn geregeld. Schepen uit alle landen mochten de Rijn op en af varen. Gevolg was dat het scheepvaartverkeer snel [toenam] en Rotterdam daarvan kon profiteren. ˜            De grootste uitbreidingen zijn van na de Tweede Wereldoorlog. Richting de [Noordzee] werden de haven steeds [dieper] omdat de schepen steeds [groter] werden. Op de [Maasvlakte] kunnen de grootste schepen ter wereld afmeren. Wereldhaven             Tot [2004] was Rotterdam de grootste haven.ter wereld. Tegenwoordig is dat [Shanghai]. ˜            Rotterdam is nog wel de grootste haven van Europa door haar unieke ligging aan de [drukst bevaren] rivier van Europa en de [drukst bevaren] zee ter wereld. Ook is het achterland [dichtbevolkt] en [welvarend]. ˜            Vanaf zee is de haven goed toegankelijk door het [ontbreken van sluizen] en de [diepe Eurogeul] vanuit zee. Aan de landkant is de haven op uitstekende wijze verbonden met het [achterland] door waterwegen, (snel)wegen, spoorlijnen en pijpleidingen. Nieuwe ontwikkelingen             De Rotterdamse haven speelt goed in op nieuwe ontwikkelingen. ˜            De [Betuweroute] zorgt voor een betere verbinding met het achterland wat betreft het goederenvervoer over spoor. ˜            Ook wordt de [Tweede Maasvlakte] aangelegd in zee, waar de grootste containerschepen kunnen worden gelost. ˜            Veel containers worden eerst in een [distributiecentrum] bewerkt voor verzending naar het achterland. Deze bewerking levert [werk] op en ook [geld] zodat de waarde van de goederen wordt [verhoogd].             In een distributiecentrum vinden de volgende stappen plaats. [Assemblage] = het in elkaar zetten of ‘klantklaar’ maken van producten. [Verpakken] = het verpakken van goederen. [Labelen] = Het voorzien van een handleiding of een prijskaartje. [Groupage]= het samenvoegen van meerdere zendingen tot een zending. Het tegenovergestelde heet [degroupage]. Al deze werkzaamheden die ervoor zorgen dat goederen in de juiste hoeveelheid en samenstelling en op de juiste tijd en plaats aankomen worden samen [logistiek] genoemd.
Weniger sehen
Keine Merkmale angegeben
Basisboek 140 Vervoermiddelen             Mobiliteit betekent de [verplaatsing] van mensen en goederen met behulp van een vervoermiddel. ˜            Schepen: veel tegelijk, meestal het [goedkoopst], maar erg [langzaam]. ˜            De trein; [sneller], [duurder] en minder grote hoeveelheden  ˜            De vrachtauto; [snel] en van deur tot deur. Het laadvermogen is [beperkt]. ˜            Het vliegtuig; op lange afstanden het [snelste]. Duur en geen [grote hoeveelheden] tegelijk.
Weniger sehen

§3

Keine Merkmale angegeben
§3          Europa: de strijd tussen mainports Bron 1 De grootste zeehavens liggen in het dichtbevolkte [West-Europa]. Rotterdam is de belangrijkste [massagoedhaven], Antwerpen is een grote concurrent wat betreft [containervervoer]. Bron 2  Grotere schepen Grote containerschepen doen maar een of twee [mainports] aan. Dat is goedkoper omdat je maar een paar keer hoeft te laden en te lossen. Vanuit de mainport gaan de containers Europa in. Op de Tweede Maasvlakte kunnen in de toekomst grote containerschepen terecht. Bron 3  Goederenoverslag in Europese havens Wat betreft de totale goederenoverslag is Rotterdam met voorsprong de grootste haven. Gevolgd door [Antwerpen] en [Hamburg]. Bron 4  De overslag van goederen in havens van Noordwest-Europa Wat betreft containeroverslag krijgt Rotterdam steeds meer concurrentie van [Hamburg] en [Antwerpen]. Bron 5  De haven van Hamburg Een groot nadeel van de Hamburgse haven is dat de havenbekkens [diep landinwaarts] liggen. De Elbe, waaraan de havenstad ligt moet regelmatig worden [uitgebaggerd]. Wel heeft Hamburg het grootste overslagpunt voor [spoorcontainers] en is de haven een belangrijk knooppunt tussen West-Europa en [Scandinavië]. Door het lidmaatschap van [Oosteuropese] landen van de EU gaan er steeds meer goederen daarnaar toe. Bron 6  De haven van Antwerpen Deze haven ligt het dichtst bij Rotterdam en is de grootste concurrent in Europa. Bereikbaar via de [Scheldemonding]. De havenbekkens zijn door [sluizen] afgesloten vanwege het verschil tussen [eb] en [vloed]. In de bekkens staat het water altijd even hoog. Sluizen kosten [tijd] en [geld]. Inmiddels heeft Antwerpen een [sluisvrije haven] bereikbaar voor de grootste containerschepen. Gevoegd bij goede [verbindingen] met het achterland betekent dat grote concurrentie voor Rotterdam. Bron ?   De haven van Le Havre Le Havre ligt gunstig vlak voor het Nauw van [Calais], waardoor veel schepen hier binnen varen. In de nieuwe havenbekkens kunnen grote containerschepen en mammoettankers terecht. De haven ligt direct [aan zee] en heeft goede [achterlandverbindingen]. Bron 7  Globalisering De globalisering heeft grote invloed gehad op de groei van de havens. Steeds meer goederen komen per container uit [Oost-Azië]. De vraag is dus welke haven daarvan het meest zal profiteren.
Weniger sehen
Keine Merkmale angegeben
Basisboek 190 Globalisering             Globalisering (ook wel [internationalisering] en [mondialisering]) is het doorgaande proces van [internationale uitwisseling van geld, goederen en informatie].  ˜            De drijvende kracht achter de globalisering is de [economie]. Bedrijven zoeken plaatsen met een zo goedkoop mogelijke [productie]. Ook is er meer [concurrentie] door het afbreken van [tariefmuren]. ˜            Op politiek en sociaal terrein worden ideeën tussen culturen uitgewisseld en toegepast.
Weniger sehen

§4

Keine Merkmale angegeben
§4          Mainport Schiphol Personenverkeer             Schiphol wordt ook beschouwd als een mainport.  ˜            Schiphol is ook een [overstappunt] voor [intercontinentale] vluchten, d.w.z. vluchten naar andere werelddelen. Ongeveer [40]% van de passagiers zijn overstap- of transferpassagiers. De luchthaven fungeert als de as van een wiel, de luchtlijnen naar andere luchthavens zijn de spaken. Dit wordt een [hub and spokessysteem] genoemd. Air France-KLM verzorgt een groot deel van de vluchten met het buitenland.             Schiphol heeft goede verbindingen met het achterland via de [lucht], per [spoor] en over [snelwegen]. Vrachtverkeer             Ook in [vrachtvervoer] is Schiphol een mainport. Het gaat om goederen die de hoge kosten van luchttransport waard zijn, zoals producten die maar [kort gebruikt] kunnen worden of goederen die heel [snel moeten worden vervoerd]. Gunstig voor bedrijven             Bij Schiphol zijn vele internationale bedrijven gevestigd. Dat geldt ook voor veel [distributiecentra]. ˜            Op Schiphol werken [tienduizenden] mensen en wordt veel geld verdiend. Daarom is Schiphol naast de Rotterdamse haven van groot belang voor de Nederlandse [economie]. De toekomst van Schiphol             Grote concurrentie ondervindt Schiphol van ‘ hubs’ [Londen], [Frankfurt], [Parijs]en [Madrid]. Daarnaast komen er steeds meer [goedkope] luchtvaartmaatschappijen die vliegen vanaf [kleinere] luchthavens, met lagere start- en landingsgelden. ˜            Grote luchtvaartmaatschappijen [werken samen] om de concurrentie het hoofd te kunnen bieden. Zo zijn Air France en KLM in 2004 gefuseerd. Air France vliegt vooral vanuit Parijs, KLM vanuit Schiphol. ˜            Vliegverkeer zorgen voor veel [vervuiling] en [lawaai]. De vraag is of de maatregelen die zijn getroffen tegen de geluidsoverlast voldoende zullen zijn als Schiphol verder groeit.  In 2003 werd de [vijfde] landingsbaan geopend. Daardoor wordt er minder over [bewoond gebied] gevlogen en is er minder sprake van [geluidsoverlast]. Wel moest het aantal woningen dat veel last heeft met 5000 afnemen. Deze doelen zijn bereikt, maar in de toekomst zal Schiphol opnieuw tegen [milieugrenzen] gaan aanlopen.
Weniger sehen

§5

Keine Merkmale angegeben
§5          Het internationale Nederland Nederland in de wereld             Van oudsher was er in Nederland sprake van buitenlandse handel, aanvankelijk dankzij [visserij] en [scheepvaart], later dankzij de opkomst van de [industrie]. Er moesten veel [grondstoffen] worden ingevoerd. Daarom was ook de export groot. Hiermee wordt een groot deel van het [bruto nationaal product] verdiend. ˜            Nederland is zeer gericht op het buitenland. Dat blijkt uit 1.           het grote aantal bedrijven dat [in het buitenland investeert] 2.           het grote aantal Nederlanders dat [in het buitenland werkt]. De wereld in Nederland ˜            Buitenlandse bedrijven investeren in Nederland. Vooral [Amerikaanse] en [Japanse] multinationals hebben [hoofdkantoren] in Nederland, maar ook [distributiecentra]. Waarom?             1.           Nederland is [goed toegankelijk] via Rotterdam en Schiphol 2.           Er is in Nederland veel [goed opgeleid personeel] 3.           Nederland heeft [eeuwenlange ervaring] met internationale handel. Globalisering en grenzen             Het aantal internationale contacten van Nederland wordt bepaald door ontwikkelingen op wereld- en Europese schaal. ˜            Globalisering: bedrijven kiezen plekken waar ze het best kunnen produceren; productiewerk komt terecht in [Oost-Europa] en Azië en kenniswerk in [West-Europa]. ˜            Binnen Europa zijn de [grenzen] weggevallen. Daardoor is de handel binnen de EU sterk [toegenomen]. Basisboek 199 Handels- en betalingsbalans             De [handelsbalans] is de waardeverhouding tussen de totale invoer van een land en de totale uitvoer. ˜            De [eisverkeersbalans] is de waardeverhouding tussen inkomsten van buitenlandse toeristen in een land en uitgaven van toeristen uit dat land in het buitenland. ˜            De [betalingsbalans] is de waardeverhouding tussen al het geld dat een land uitgaat en al het geld dat een land binnenkomt.             Wanneer er meer geld binnenkomt dan er uitgaat, spreek je van een [actieve] balans. Als er meer geld uitgaat dan er binnenkomt, spreek je van een [passieve] balans.
Weniger sehen

§6

Keine Merkmale angegeben
§6          Europa zonder grenzen Grenzen, vroeger en nu             Vroeger werden er langdurige [grenscontroles] gehouden en er moesten [invoerrechten] worden betaald. Tussen de landen waren er ook [weinig] contacten. Dat was ook te zien aan de infrastructuur die bij de grenzen [slechter] werd. ˜            Lidstaten van de EU hebben afgesproken de [grenscontroles] op te heffen. Vrij verkeer             Belangrijk doel van de EU is het [vrije verkeer] van [goederen], [diensten], [mensen] en [kapitaal]. ˜            Daardoor zijn de [tariefmuren] afgebroken Alle lidstaten hebben nu dezelfde [wetten]. ˜            In een groot deel van de EU wordt met de [euro] betaald. Deze is in al deze landen hetzelfde waard. ˜            Een aantal lidstaten hebben het verdrag van [Schengen] ondertekend: de onderlinge [grenscontroles] zijn afgeschaft. Wel wordt aan de [buitengrens] van de Schengenlanden gecontroleerd. Verbindingen             Door het verdwijnen van grenzen is het verkeer sterk [toegenomen]. De infrastructuur is echter niet meegegroeid. In nieuwe lidstaten, zoals Roemenië en Bulgarije zijn nog heel weinig [snelwegen]. In deze landen worden [op kosten van de EU] auto-, spoor- en waterwegen aangelegd. Dit geldt ook voor netwerken voor [telecommunicatie] en [energie]. ˜            Afgelegen gebieden worden [aangesloten] op de nieuwe infrastructuur. Ze worden [beter bereikbaar], anders gezegd: de [relatieve afstand] ernaar toe is verkort. De interesse van bedrijven voor zo’n gebied neemt dan toe.             Er komt meer [werkgelegenheid] en de [welvaart] neemt toe. Het verschil in ontwikkeling tussen West- en Oost-Europa zal afnemen: de [regionale ongelijkheid] neemt af.             Nieuwe infrastructuur versterkt de Europese [integratie]. Er komt meer eenheid in Europa. Basisboek 200 Tariefmuren             De handel tussen landen kan belemmerd worden door invoerrechten en andere invoerbeperkingen. ˜            [Tariefmuren] zijn slecht voor de onderlinge handel.
Weniger sehen
Keine Merkmale angegeben

Karteikarten

Words of AK unit 6 sophomore in the netherlands
Weniger sehen
Zusammenfassung anzeigen Zusammenfassung ausblenden