Yatalu ⠀
Quiz von , erstellt am more than 1 year ago

NT2 Quiz am [NL A2] Syntax: positieverba — Selecteer de correcte optie, erstellt von Yatalu ⠀ am 01/04/2021.

173
0
0
Yatalu ⠀
Erstellt von Yatalu ⠀ vor mehr als 3 Jahre
Schließen

[NL A2] Syntax: positieverba — Selecteer de correcte optie

Frage 1 von 20

1

De lamp ________ op het bureau.

Wähle eine der folgenden:

  • staat

  • hangt

  • zit

Erklärung

Frage 2 von 20

1

De lamp ________ aan het plafond.

Wähle eine der folgenden:

  • hangt

  • zit

  • staat

Erklärung

Frage 3 von 20

1

Mijn jas ________ over de stoel.

Wähle eine der folgenden:

  • hangt

  • ligt

  • zit

Erklärung

Frage 4 von 20

1

Het tapijt ________ op de grond.

Wähle eine der folgenden:

  • ligt

  • zit

  • hangt

Erklärung

Frage 5 von 20

1

De fles ________ op de tafel.

Wähle eine der folgenden:

  • staat

  • ligt

  • zit

Erklärung

Frage 6 von 20

1

De sleutels ________ aan de kapstok.

Wähle eine der folgenden:

  • hangen

  • zitten

  • liggen

Erklärung

Frage 7 von 20

1

De sleutels ________ op de tafel.

Wähle eine der folgenden:

  • liggen

  • zitten

  • hangen

Erklärung

Frage 8 von 20

1

De sleutels ________ in mijn zak.

Wähle eine der folgenden:

  • zitten

  • hangen

  • liggen

Erklärung

Frage 9 von 20

1

In het salon ________ een vaas met rozen.

Wähle eine der folgenden:

  • staat

  • zit

  • ligt

Erklärung

Frage 10 von 20

1

De krant ________ op de sofa.

Wähle eine der folgenden:

  • ligt

  • hangt

  • zit

Erklärung

Frage 11 von 20

1

Daar ________ onze fietsen.

Wähle eine der folgenden:

  • staan

  • zitten

  • hangen

Erklärung

Frage 12 von 20

1

Mijn foto ________ op de voorpagina van de krant.

Wähle eine der folgenden:

  • staat

  • zit

  • ligt

Erklärung

Frage 13 von 20

1

Mijn bed ________ tegen de muur.

Wähle eine der folgenden:

  • staat

  • zit

  • ligt

Erklärung

Frage 14 von 20

1

Den Haag ________ in Nederland.

Wähle eine der folgenden:

  • ligt

  • zit

  • staat

Erklärung

Frage 15 von 20

1

Voor het raam ________ een plant.

Wähle eine der folgenden:

  • staat

  • zit

  • ligt

Erklärung

Frage 16 von 20

1

De USB ________ in de computer.

Wähle eine der folgenden:

  • zit

  • hangt

  • staat

Erklärung

Frage 17 von 20

1

Mijn moeder ________ mooi op de foto!

Wähle eine der folgenden:

  • staat

  • ligt

  • zit

Erklärung

Frage 18 von 20

1

In Amsterdam ________ veel parken.

Wähle eine der folgenden:

  • liggen

  • staan

  • zitten

Erklärung

Frage 19 von 20

1

Voor het raam ________ gordijnen.

Wähle eine der folgenden:

  • hangen

  • liggen

  • staan

Erklärung

Frage 20 von 20

1

________ de school dichtbij het station?

Wähle eine der folgenden:

  • Ligt

  • Staat

  • Zit

Erklärung

Frage 21 von 20

1

Mijn dochter ________ op de hogeschool.

Wähle eine der folgenden:

  • zit

  • staat

  • ligt

Erklärung

Frage 22 von 20

1

Hoeveel calorieën ________ er in een banaan?

Wähle eine der folgenden:

  • zitten

  • liggen

  • staan

Erklärung

Frage 23 von 20

1

Aan de tafel ________ vier stoelen.

Wähle eine der folgenden:

  • staan

  • zitten

  • hangen

Erklärung

Frage 24 von 20

1

Mijn toetsenbord ________ niet voor mijn computer!

Wähle eine der folgenden:

  • staat

  • zit

  • ligt

Erklärung

Frage 25 von 20

1

Mijn printer ________ in de hoek van mijn bureau.

Wähle eine der folgenden:

  • staat

  • zit

  • ligt

Erklärung

Frage 26 von 20

1

Mijn fiets ________ voor het huis.

Wähle eine der folgenden:

  • staat

  • zit

  • ligt

Erklärung

Frage 27 von 20

1

Frankrijk ________ in West-Europa.

Wähle eine der folgenden:

  • ligt

  • staat

  • zit

Erklärung

Frage 28 von 20

1

Het rek ________ tegen de muur.

Wähle eine der folgenden:

  • staat

  • zit

  • hangt

Erklärung