Hieronder staan vier gebeurtenissen die te maken hebben met de
wijziging van de Grondwet in 1848.
1 Er wordt een officiële uitgave van de nieuwe grondwet gedrukt.
2 In Parijs, Wenen en Berlijn komt een deel van het volk in opstand en eist meer politieke invloed op de regering.
3 Koning Willem II benoemt een commissie die de wijziging van de grondwet moet voorbereiden.
4 Thorbecke, de voorzitter van de grondwetscommissie, presenteert het voorstel voor de nieuwe grondwet.

Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later. 1 2 3 4( 1, 2, 3, 4 ). 1 2 3 4( 1, 2, 3, 4 ). 1 2 3 4( 1, 2, 3, 4 ). 1 2 3 4( 1, 2, 3, 4 ).

Hieronder staan drie uitspraken over de tijd rond 1900. Er zijn bovendien vier groepen: Liberalen, protestanten, rooms-katholieken en socialisten. Geef per uitspraak aan welke groep daarbij hoort. Let op! Elke groep mag maar één keer worden gebruikt. Er blijft één groep over.

1 Wij willen algemeen kiesrecht voor de werkenden én een achturige werkdag.
2 Wij willen dat de overheid zich vooral bezighoudt met de veiligheid en de verdediging van het land.
3 Wij willen dat in de politiek de ideeën van de paus zijn te herkennen.

Bij uitspraak 1 Liberalen Protestanten Rooms-katholieken Socialisten( Liberalen, Protestanten, Rooms-katholieken, Socialisten )
Bij uitspraak 2 Liberalen Protestanten Rooms-katholieken Socialisten( Liberalen, Protestanten, Rooms-katholieken, Socialisten )
Bij uitspraak 3 Liberalen Protestanten Rooms-katholieken Socialisten( Liberalen, Protestanten, Rooms-katholieken, Socialisten )