Zusammenfassung der Ressource
Frage 1
Frage 2
Frage 3
Antworten
-
jij gaat
-
jij hebt
-
jij bent
Frage 4
Frage 5
Antworten
-
zij zijn (v)
-
hij is
-
zij is
Frage 6
Antworten
-
jullie zijn / u bent
-
wij zijn
-
zij zijn (m)
Frage 7
Antworten
-
jullie zijn / u bent
-
jullie gaan / u gaat
-
jullie hebben / u heeft
Frage 8
Antworten
-
zij zijn (v)
-
zij zijn (m)
-
zij gaan (m)
Frage 9
Antworten
-
zijn hebben (v)
-
zij gaan (v)
-
zij zijn (v)