Frage | Antworten |
Chartaal geld | Munten & bankbiljetten |
Giraal geld | ontstaat door deposito bij een kredietinstelling ; een onmiddellijk opvraagbaar tegoed via debiteren/crediteren |
Single Euro Payments (SEPA) | Europese betaalzone onstaan onder Europese Centrale Bank |
Kredietkaart (a) ≠ debetkaart (b) | (a) Visa, American Express, MasterCard, Diners Club (b) Bancontact, MisterCash ---> er wordt steeds meer elektronisch betaald (+6,3% tov 2013) |
Elektronisch geld (e-money) vb. Elektronische portemonnee | digitale equivalent van contant geld, opgeslagen op een elektronische drager of op afstand op een server vb. relatief kleine bedragen worden opgeslagen op een betaalkaart of smart card vb. Proton |
Betaalalternatieven | - SMS'en vb. busticket De Lijn - RFID: draadloos betalen over kleine afstand - PingPing: betaling via bewegende RFID-sticker voor lezer - Smartphone - eID: elektronische identiteitskaart (betalingen mogelijk sinds 2014) -Bpaid: prepaid-kredietkaart - ReTiBo-project: oplaadbare kaart met chip geldig bij alle vervoersmaatschappijen vb. Paschicombo |
Quasi-geld | Kortetermijn- en spaardeposito's bij kredietinstellingen ; niet onmiddellijk opvraagbaar (meestal voor max. 1 jaar bij bank) |
Geldsubstitutie | Het omzetten van chartaal naar giraal geld (vice versa) zonder dat de maatschappelijke hoeveelheid geld wijzigt. vb. cash geld overzetten naar spaarrekening |
Geldschepping of -creatie (≠Geldvernietiging) | handeling waardoor de maatschappelijke hoeveelheid geld toeneemt |
Lender of last resort | ECB mag als enige chartaal geld in omloop brengen (geldcreatie), zodoende is zij de bank van alle andere (deposito)banken. ECB helpt andere banken. |
Vier vormen van geldcreatie | - ECB maakt geld (enkel bankbiljetten) bij - nationale banken maken muntstukken bij - via overschot in lopende rekeningen met buiteland of kapitaalinvoer - via kredietverstrekkingen van kredietinstellingen aan bedrijven, gezinnen, overheid |
Leg uit: Girale geldcreatie door depositobanken | banken verstrekken meer giraal geld, dan ze giraal ontvingen. Deze geldcreatie is mogelijk doordat men nooit alle gedeponeerde chartale gelden tegelijkertijd opvraagt |
Geldscheppings- of kredietmultiplicator | coëfficiënt waarmee men het oorspronkelijk deposito van chartaal geld bij een bank moet vermenigvuldigen om de totale geldhoeveelheid te bepalen na girale geldcreatie door kredietinstellingen vb. 1/0,2=5 |
Vermogensmarkt (bestaat uit: geld- en kapitaalmarkt) | Markt waar vraag naar en aanbod van geld elkaar ontmoeten ; vraag-aanbod bepalen de prijs (nl. rente%) |
- Rente ≠ - Reële rentevoet | - prijs voor het gebruik van geld dat door anderen ter beschikking gesteld wordt - rentepercentage gecorrigeerd met het inflatiepercentage |
Geldmarkt (onderdeel van vermogensmarkt) | Markt waar professionele uit de financiële sector tijdelijk en tegen vergoeding liquiditeiten beleggen bij andere profs uit de sector die kortlopend middelen nodig hebben. - ECB is hier actief |
Kapitaalmarkt (onderdeel vermogensmarkt) (2 deelmarkten: aandelen- en obligatiemarkt) | verhandeling van vermogenstitels met een looptijd van meer dan 1 jaar bij uitgifte |
Primaire markt (a) vs. Secundaire markt (b) | (a) Verhandeling van nieuwe emissies op kapitaalmarkt (b) Verhandeling van de bestaande effecten |
Inverse rentestructuur | de rente voor financiële activa is op korte termijn hoger dan op lange termijn (normaal is dat omgekeerd) |
Actieve geldsfeer (a) vs. Inactieve geldsfeer (b) | (a) transactiemotief: geld gebruikt voor dagelijkse betalingen (b) geld wordt niet in omloop gebracht omwille van: - voorzorgsmotief - speculatiemotief |
oppotten (a) vs. ontpotten (b) | (a) van actieve geldsfeer naar inactieve (b) van inactieve naar actieve geldsfeer vb. opgepot geld terug beleggen of spenderen |
Omloopsnelheid van het geld (V: velocity) | het aantal keer dat geld in een jaar gebruikt wordt om goederen of diensten te kopen (bij oppotting neemt V af, bij ontpotting neemt V toe) |
Geldstroom (=MV) (*M: maatschappelijke geldhoeveeheid) | het bedrag van alle betalingen die gedurende een jaar gedaan zijn. (maatschappelijke geldhoeveelheid vermenigvuldigd met omloopsnelheid van geld) |
Inflatoire krachten (a) vs. deflatoire krachten (b) vs. monetair evenwicht (c) | (a) Als M toeneemt = geldschepping Als V toeneemt = ontpotting Conclusie: MV neemt toe door geldcreatie of ontpotting (b) MV neemt af door geldvernietiging en oppotting (c) Inflatoire en deflatoire krachten neutraliseren elkaar. nl. Geldcreatie & ontpotting = geldvernietiging & oppotting |
Goederenstroom (PT) | De goederenstroom in een jaar is gelijk aan het gemiddelde prijsniveau maal het aantal ruiltransacties in een jaar. (Geldstroom >< goederenstroom) |
Ruil- of verkeersvergelijking van Fisher | - Streven naar monetair evenwicht (MV = PT) - Aantonen hoe MV zich ontwikkelt t.o.v PT) - Afh. van economische situatie land zie over- en onderbesteding. Meer uitleg: https://www.youtube.com/watch?v=bjUHXeNiE08 |
Monetair politiek Eurosysteem (Eurosysteem: ECB + nationale banken EMUlanden) | beoogt de bïnvloeding van de geldhoeveelheid en/of van de geldomloopsnelheid ! Vanaf 1/01/'99 autonoom eurobeleid, monetaire beleidsbeslissingen worden centraal genomen |
Interne waarde € | koopkracht van de euro moet worden gewaarborgd ! Hoofddoel monetair beleid €-systeem: Prijsstabiliteit d.w.z. jaarlijks <2%+ van de consumptieprijsindex eurozone |
prijsstabiliteit Eurozone | - doelstelling op middellange termijn - bijdragen tot duurzame groei en werkgelegenheid 2 Pijlers: Monetaire analyse & economische analyse |
Tweederonde-effecten (en loon-prijsspiraal) | door de indexering van de lonen ontstaat er, bij stijgende inflatie, gevaar voor een loon-prijsspiraal (= hogere prijzen leiden tot loonstijgingen, die terug leiden tot prijsverhogingen) |
Forward guidance beleid | aanwijzingen verstrekken over het toekomstig verloop van de beleidsrente |
Externe waarde € | Eurosysteem intervenieërt op de wisselmarkt. (ECB grijpt niet snel in bij wisselkoersschommelingen in lidstaten.) |
TARGET 2 | grensoverschrijdend betalingssysteem |
Openmarktoperaties | instrument van de ECB om de geldmarktrente te sturen nl. wekelijkse aanbestedingen van kredieten (=Basisherfinanciering) |
Leg uit hoe het Eurosysteem aan beheersing van de geldstroom doet. | ECB (lender of last resort) leent kredieten* voor 1 week aan banken met tijdelijke liquiditeitsproblemen. (*rente van 0,05%) Via rente inflatie sturen nl.ECB verlaagt centrale beleidsrente -> banken verlagen hun rente ook |
Inflatie (3 soorten) p226 | algemeen aanhoudende prijsstijging van consumptiegoederen (Creeping: 3 à4% galloping: +10% hyperinflation: super snel en steil- catastrofaal) |
Oorzaken van inflatie (3) - som op en leg uit p226-228 | - conjunctureel: Vraag/bestedingsinflatie vb. overbesteding - structureel: Kosteninflatie - monetair: mv=pt, maar als productiecapaciteit op is, geen toename van goederentransacties mogelijk waardoor prijs stijgt |
Ingevoerde inflatie | prijsstijgingen die onstaan door producten die België invoert. bv. Oliecrisis 1973 p227 |
Noem drie positieve en drie negatieve gevolgen van inflatie. P228-229 | + een lage inflatie stimuleert consumenten om goederen en diensten te kopen + Inflatie die niet volledig gecompenseerd wordt door de lonen leidt tot een betere concurrentiekracht van bedrijven + schuldenaars moeten in koopkracht minder terugbetalen dan ze kregen - Als de inflatie hier sneller stijgt dan in buitenland is er een toename van import en daling export - leidt tot hogere overheidsuitgaven - leidt tot een verzwaring van het progressieve belastingstelsel |
Leg uit hoe je inflatie bestrijdt. | p229-230 |
Möchten Sie mit GoConqr kostenlos Ihre eigenen Karteikarten erstellen? Mehr erfahren.