Each question in this quiz is timed.
Kogelgewricht
Gewricht waarin beweging in verschillende richtingen mogelijk is.
Draait in de gewrichtskom en maakt zo beweging mogelijk.
Gewricht dat maar één kant op kan bewegen.
Vorm van de wervelkolom om schokken op te vangen.
Schedel
Beschermt de hersenen.
Geeft vorm aan je lichaam.
Bestaat uit wervels, heiligbeen en staarbeen.
Houdt de botten van het gewricht bij elkaar.
Zwevende rib
Zit vast aan de (lende)wervels.
Beenderen tussen voetwortelbeentjes en teenkootjes.
Verbindt de spier met een bot.
Triceps
Armstrekspier
Armbuigspier
Spieren met een tegengestelde beweging.
Gewrichtskapsel
Laat het gewricht soepeler bewegen.
Is belangrijk voor het voorkomen van rugpijn.
Samentrekken
De spier wordt korter en dikker.
Armstrekspier.
Pees
Is stevig en buigzaam, te vinden in bijvoorbeeld je oorschelp.
Kraakbeen
Is stevig en buigzaam; je vindt het bijvoorbeeld in je oorschelp.
Biceps
Dubbele-S-vorm
Warming-up
Voorkomt spierblessures.
Gewrichtskogel
Kalkstof
Zorgt voor de stevigheid van je beenderen.
Skelet
Naadverbinding
Sterke, niet beweegbare beenverbinding.
Lichaamshouding
Gewrichtssmeer
Middenvoetsbeentjes
Opperarmbeen
Been tussen schouderblad en spaakbeen.
Gewrichtskom
Hierin draait de gewrichtskogel.
Scharniergewricht
Beenverbindingen
Verbinden botten met elkaar.
Antagonisten
Ledematen
Armen en benen.
Wervelkolom
Gewricht
Beenverbinding waarmee veel beweging mogelijk is.