Created by Mirjam van Plateringen
over 9 years ago
|
||
Question | Answer |
Taken van bloed | - Het vervoer van voedingsstoffen van de darm naar de weefsels - Het vervoer van zuurstof van de longen naar de weefsels, en het vervoer van koolzuur van de weefsels naar de longen - Het vervoer van afvalproducten van de stofwisseling - Het vervoer van hormonen van de endocriene klieren naar de doelorganen - De afweer tegen binnengedrongen micro-organismen |
Hoeveelheid bloed | Volwassen man: 5 Liter - vuistregel: 80ml bloed per kg lichaamsgewicht |
Verdeling bloedvolume over het lichaam | - 1 liter bloedvaten van de longen - 3 liter in de venen van de grote circulatie - 1 liter in de arteriën van de grote circulatie, in het hart en in de capillairen |
Serum | = plasma waaruit het stollingseiwit fibrinogeen is verwijderd |
BSE | = BezinkingsSnelheid van Erytrocyten - Door een stijging van hoogmoleculaire eiwitten in het bloed zakken de erytrocyten sneller uit dan normaal - Deze eiwitten (gammaglobuline) zijn aanwezig bij allerlei ziekteprocessen |
CRP | = C-reactief proteine - eiwit wat in de lever wordt geproduceerd als reactie op een ontsteking ergens in het lichaam |
Samenstelling van Plasma | 35 tot 45ml per kg lichaamsgewicht Man: 2,8-3,0L/Vrouw: 2,5L - 90% water - 6-8% eiwitten - Mineralen ionen (natrium, kalium, calcium,chloor) - Kleine organische moleculen (aminozuren, vetzuren, glucose) - Overige substanties (enzymen, hormonen, vitaminen en producten van de stofwisseling) |
Plasma-eiwitten | - 60% albumine - 40% alfa-,beta- en gammaglobulines - 2% Fibrinogeen |
Taken plasma-eiwitten | - In stand houden colloid-osmotische druk - Handhaven van de pH waarde (7,4) - Reservevoorraad aan aminozuur |
Albumine | - wordt geproduceerd in de lever - Handhaven colloid osmotische druk - Transportfunctie: vetzuren, galkleurstoffen en calcium |
Colloid-osmotische druk | = de druk in en rondom een bloedvat die het gevolg is van de aanwezigheid van eiwitten |
Oedeem | = opzwellen van de weefsel door een toename van de hoeveelheid vocht - door sterke daling albuminegehalte -> COD neemt af en dus minder vocht van weefsel in de bloedvaten |
Globulines | - Alfaglobulines (lever) -> transport o.a. bijnierschors/schildklierhormonen en vitaminen - Betaglobulines (lever) ->transport vitaminen en vetten vb. transferrine (ijzer) - Gammaglobulines (lymfocyten als reactie op het binnendringen van lichaamsvreemde stoffen) |
Plasma-ionen | - Kationen (+): Natrium/Kalium/Calcium/Magnesium/Stikstof - Anionen (-): Chloor/Fosfaat/Sulfaat |
Taken -ionen | Zorgen ervoor dat osmolaliteit (280-300mOsm/l) en de zuurgraad (pH 7,35-7,45) van het bloed binnen nauwe grenzen worden gehouden |
Regulering Na/Ka/CA | - Natrium/Kalium-> aldorsteron uit de bijnierschorshormoon - Calcium->bijschildklierhormoon |
Natrium | - Hypernatriemie = door uitdroging neemt de concentratie natrium toe met als gevolg functiestoornissen czs - Hyponatriemie = Natriumconcentratie neemt af door zweten, braken of diarree met als gevolg functiestoornissen czs |
Kalium | - Hyperkaliemie = Te hoge concentratie door onvoldoende uitscheiding van kalium in de nieren door tekortschieten werking van aldosteron->hartritmestoornissen - Hypokaliemie = Te lage concentratie door oa diarree of gebruik diuretica->spierzwakte en ritmestoornissen |
Calcium | - Hypercalciemie = verhoging concentratie door versterkte botafbraak oiv het bijschildklierhormoon -> nierstenen - Hypocalciemie = te weinig calcium door tekort aan bijschildklierhormoon of vitamine D in voedsel->tetanie (=spierkrampen) |
Functie plasma | - Transportfunctie - Afweer - Bloedstolling - Vochtgehalte |
Vochtgehalte | Totaal 60-70% uit water waarvan: - 65% intracellulair - 35% extracellulair 1/4 intravasculair 3/4 interstitieel (=weefselvloeistof) |
Zuurgraad | - Nieren en longen spelen een rol bij handhaving - Hoog pH scheidden nieren alkalische stoffen (bicabonaat) uit - Laag pH uitscheiden van zuren (fosfaten) - Hoger koolzuurgehalte stijging pH |
Hartwand | Van binnen naar buiten: - Endocard = laag endotheel - Myocard = bestaat uit onwillekeurig, dwarsgestreept spierweefsel - Epicard = een dunne laag bindweefsel |
Pericard | = hartzakje |
Indeling hart | - rechter en linkerhelft - Elke helft heeft een atrium (hartboezem) en ventrikel (hartkamer) - Helften zijn van elkaar gescheiden door 2 septa (=tussenschot): 1 tussen beide artria en 1 tussen beide ventrikels |
Valvae cordis | = hartkleppen: 1. Mitralisklep (2slippige klep) ->overgang linker atrium naar linker ventrikel 2. Tricuspidalisklep (3slippige klep) -> overgang rechter atrium naar rechter ventrikel 3. Aortaklep -> overgang linker ventrikel naar aorta 4. Pulmonalisklep -> overgang rechterventrikel naar arteria pulmonaris |
Bloedvoorziening van de hartspier (myocard) | - Toevoer via 2 arteriae coronariae (kranssalgaderen of coronairarterien) - Afvoer via de venae coronariae of kransaderen die allemaal samenvloeien in de sinus coronarius (=grootste veen van het hart, mondt uit in rechter atrium) |
Systole (=contractiefase) | - beide ventrikels trekken gelijktijdig samen waardoor bloed in bijbehorende arteriën wordt gepompt (vanuit li-ventrikel in de aorta en re-ventrikel in arterie pulmonalis) Tijdens systole van de ventrikels vindt er dyastole plaats in de atria |
Diastole | Bloed stroomt vanuit de artria naar de ventrikels - Mitralisklep en tricuspidalisklep zijn open |
Prikkelvorming en -geleiding | - Prikkel ontstaan in de sinusknoop - Verspreidt zich door de wand van de artia waardoor deze samentrekken - Prikkel wordt via de atrioventriculaire knoop (AV-knoop) voortgeleid naar de bundel van His - Deze bundel zenuwvezels splits zich op het ventrikeltussenschot in een linker en rechter bundeltak. - Prikkel wordt naar rechter of linker ventrikel vervoerd - Elke bundeltak splitst in kleine takjes: de vezels van Purkinje |
Slagvolume | - per contractie 50-70ml bloed |
Hartminuutvolume / cardiac output | = Hartfrequentie x slagvolume (70x50-70=3.5-4.9L bloed p/m in rust) |
Onderzoeken | - Ausculatie = beluisteren mbv stethoscoop - ECG - Hartkatheterisatie - Angiocardiografie (contrast) - Echocardigrafie ( mbv geluidsgolven) - Scintigrafie (met lichtradioactieve stof doorbloeding hartspier) |
Bouw van de bloedvaten | Van binnen naar buiten: - Intima = dun laagje endotheelcellen glad) - Media = gladde spiercellen (arterie dik, dun bij venen) - Adventitia = laag bindweefsel |
Soorten bloedvaten | - Arterien - Arteriolen - Capillairen - Venen |
Arterien | - Elastische arteriën = m.n vaten die uit het hart ontspringen. Windketelfunctie-> kunnen pulsatiestroom van het bloed opvangen en daarmee groot drukverschil voorkomen - Muscule arteriën = media bevat meer spiercellen->grotere weerstand tegen buigen. |
Arteriolen | - kleinste vertakkingen arterien -Functie: aan- of ontspannen van de spierlaag en zo reguleren van hoeveelheid bloed naar de organen. - Bloeddruk bepalend |
Capillairen | Vindt uitwisseling plaats van zuurstof en koolzuur in de longen en van voedings- en afvalstoffen op alle andere plaatsen in het lichaam |
Venen | Alle vena-takjes komen samen tot venen van de grote bloedsomloop: Bovenlichaam: Vena cava superior Onderlichaam: Vena cava inferior |
Bloeddruk | - In aorta: 120-130mmHG - Capillairen: 15mmHG - Venen: enkele mmHG Bij bloeddruk meten in de arm: druk in de arteria brachialis |
Lymfevatstelsel | - Taak: weefselvloeistof dat niet door de veneuze capillairen uit het weefsel wordt afgevoerd, terug te brengen in het bloedvatenstelsel - 2 grootste lymfevaten: - ductus thoracicus - ductus lymphaticus |
Ductus thoracicus | - loopt links naast de wervelkolom van beneden naar boven door de borstkast, mond uit in de linker vena subclaviaa - Vervoert alle lymfe uit de linker lichaamshelft en uit het onder het diafragma gelegen deel van de rechter lichaamshelft |
Ductus lymphaticus dexter | - mondt uit in rechter vena subclavia - Stroomt lymfe uit rechter lichaamshelft boven het diafragma |
Lymfe | - Bevat eiwitten, lymfocyten en afvalproducten van de celstofwisseling - ieder uur 120 ml lymfe in de bloedbaan |
Mechanisme voor effectieve stroming van lymfe | - Contractie van lymfevaten - Weefseldruk - Spierpomp - Drukverschil tussen de buik- en de borstholte |
Lymfeklieren | -Taak: lymfe filteren en te ontdoen van deeltjes (micro-organismen, restanten van cellen etc.) |
Regionale lymfeklieren | - Groep lymfeklieren die stofdeeltjes, bacteriën maar ook bv kankercellen uit het behorend lichaamsdeel filteren. - Als gevolg van interactie tussen lymfocyten en micro-organisme ontstaat soms zwelling; bij een infectie in de voet kan er een zwelling ontstaan in de lies |
Meeste en grootste regionale lymfeklieren | - Langs de grote bloedvaten in de hals - Langs de grote vaten in de borstkas en in de oksels - Langs de trachea - Langs de aorta in de buik - Rondom de maag - In het mesenterium van de darmen - Langs de bloedvaten in de liezen |
Aangeboren hartafwijkingen | - Cyanotisch hartafwijkingen = door vermengen van zuurstofarm en-rijkbloed blauwverkleuring van huid en slijmvliezen zichtbaar - Niet cyanotisch hartafwijkingen = Vindt geen vermenging plaats dus geen verkleuring waarneembaar |
Want to create your own Flashcards for free with GoConqr? Learn more.