Created by pja.vannijen
almost 10 years ago
|
||
Vertaal de Nederlandse vragende woorden.
Tip: bedenk een zinnetje bij het woord.
Dan onthoud je het beter.
Wie?
Hoeveel?
Hoe?
Waarom?
Waar?
Wanneer?
Nu andersom!
Wer?
Wie?
Wozu?
Wo?
Woher?
En dan nu de werkwoorden.
Noem het Duitse werkwoord.
Noem de ich en du vorm.
werken
zijn
hebben
worden, zullen
weten
houden van
mogen
kunnen
willen
moeten
moeten
zien
lezen
helpen
eten
nemen
geven
rijden
Oefeningen voor proefwerk Duits klas 2D Kapitel 3