In een verzorgingsstaat: I. nemen werkgeversorganisaties en vakbonden veel taken van de overheid over. II. gaat het om collectieve belangen. III. is de solidariteitsgedachte het fundament.
Alleen II is juist.
I en II zijn juist.
II en III zijn juist.
Alle antwoorden zijn juist.
I. Door het socialezekerheidsstelsel zijn Nederlandse burgers verzekerd van een goede gezondheidszorg. II. Bij de gezondheidszorg speelt solidariteit geen rol, omdat de overheid hier alle kosten betaalt.
I is juist, II is onjuist.
I is onjuist, II is juist.
I en II zijn beide juist.
I en II zijn beide onjuist.
De WRR onderscheidt vier belangrijke functies van de Nederlandse verzorgingsstaat, namelijk:
bezuinigen, verzorgen, verheffen en verbinden.
verzekeren, sparen, verheffen en verbinden.
verzekeren, verzorgen, verheffen en verbinden.
verzekeren, verzorgen, verheffen en nivelleren.
I. In een verzorgingsstaat hebben burgers ook plichten, zoals de sollicitatieplicht. II. Omdat de overheid voor werkgelegenheid moet zorgen, kan een burger via de rechter een baan afdwingen.
De verzorgingsstaat geeft iedereen de kans om zijn talenten te ontplooien en zich te ontwikkelen. Goed onderwijs is daarbij belangrijk. Tot welke functie behoort dit?
Verzorgen.
Verbinden.
Verzekeren.
Verheffen.
Een kenmerk van een economie met het vrijemarktmechanisme is:
veel beperkingen voor bedrijven.
een uitgebreide verzorgingsstaat.
een sturende rol van de overheid.
lage belastingen.
Een planeconomie:
kwam in de vorige eeuw voor in Nederland.
is gebaseerd op het eigen initiatief van bedrijven en burgers.
kent geen particulier eigendom.
is gebaseerd op communistische en liberale denkbeelden.
I. In een planeconomie zorgt de overheid voor de werkgelegenheid. II. De kans op ontslag is in een economie met het vrijemarktmechanisme groter dan in een planeconomie.
I. De Nederlandse verzorgingsstaat is afgeleid van het corporatistische model. II. In het Angelsaksische model van de verzorgingsstaat ligt de verantwoordelijkheid voor de collectieve voorzieningen bij de overheid.
Het Scandinavische model wordt gekenmerkt door: I. een flexibele arbeidsmarkt. II. een uitgebreide collectieve sector. III. een laag uitkeringsniveau. IV. een sterke sociale zekerheid.
Alleen I is juist.
I en IV zijn juist.
I, II en IV zijn juist.
I, II, III en IV zijn juist.
Naast een goed stelsel van sociale zekerheid wordt in het Scandinavische model veel nadruk gelegd op kinderopvang en onderwijsvoorzieningen. Dit heeft tot gevolg dat: I. de arbeidsparticipatie van vrouwen hoog is. II. de kosten voor de verzorgingsstaat erg hoog zijn. III. de prijs voor arbeid relatief laag is. IV. mensen relatief hoog zijn opgeleid.
Kenmerkend voor het Angelsaksische model is:
een terughoudende overheid, de aanwezigheid van privéscholen en privéklinieken.
een uitgebreide collectieve sector met veel investeringen in het onderwijs.
een starre arbeidsmarkt waarbij werknemers veel rechten hebben.
een terughoudende overheid en harmonieuze samenwerking tussen overheid, werkgevers en werknemers.
Het voordeel van de flexibele arbeidsmarkt in Engeland en Amerika is dat deze stimulerend werkt op de werkgelegenheid. De keerzijde ervan is dat:
daardoor een uitgebreide collectieve sector ontstaat.
de overheid een streng loonbeleid moet voeren.
werknemers hun behoefte aan zekerheid moeilijk kunnen realiseren.
het werktempo daardoor laag is.
Kenmerkend voor het corporatistische model is:
een uitgebreide collectieve sector en een flexibele arbeidsmarkt.
een planeconomie en hoge uitkeringen voor mensen die werkloos zijn.
een uitgebreide collectieve sector en harmonieuze samenwerking tussen overheid, werkgevers en werknemers.
nadruk op eigen verantwoordelijkheid en particulier initiatief.
Stel, je bent werkloos. In welk type verzorgingsstaat ben je dan het meest op jezelf aangewezen?
In een corporatistische verzorgingsstaat.
In een sociaaldemocratische verzorgingsstaat.
In een liberale verzorgingsstaat.
In het Sovjetmodel met een planeconomie.
In welk type verzorgingsstaat is de collectieve lastendruk het hoogste?
I. In het Angelsaksische model werken de vakbonden en werkgeversorganisaties nauw samen volgens het poldermodel. II. Nederland schuift de laatste jaren op in de richting van het Angelsaksische model.
Een nachtwakersstaat is een staat waarin:
het economische stelsel gebaseerd is op het principe van de vrije markt.
de overheid zich sterk inzet om het welzijn en de welvaart van burgers te vergroten.
de economie door de overheid wordt bepaald.
de overheid verplicht is de sociale zekerheid van burgers uit te bouwen.
Voor alle verzorgingsstaten geldt dat ze gebaseerd zijn op twee belangrijke waarden. Welke waarden zijn dat?
Gezondheid, gelijke kansen.
Werkgelegenheid, solidariteit.
Solidariteit, gelijke kansen.
Vrijheid, gelijkheid.
I. In de negentiende eeuw was Nederland een nachtwakersstaat, want toen hadden de sociaaldemocraten veel politieke macht. II. Na de Tweede Wereldoorlog werd Nederland een verzorgingsstaat, want toen nam de politieke macht van de liberalen sterk toe.
Rond 1900 werd in Nederland een begin gemaakt met sociale wetgeving omdat toen: I. de confessionelen wilden dat de overheid de armoedezorg overnam van de kerkelijke instanties. II. de sociaaldemocraten opkwamen voor de versterking van de rechtspositie van de arbeiders. III. de liberalen de onveiligheid wilden aanpakken.
I is juist, II en III zijn onjuist.
I is onjuist, II is juist, III is onjuist.
I en II zijn juist, III is onjuist.
I is onjuist, II en III zijn juist.
In 1854 werd in Nederland de Armenwet ingevoerd. Deze wet regelde dat arme mensen een beetje financiële steun van de overheid kregen. Voordat die wet er was:
waren armen afhankelijk van liefdadigheid van kerken en rijke burgers.
werden armen in tehuizen opgesloten.
moesten armen verplicht in werkkampen werken.
moesten armen alleen van de kinderbijslag rondkomen.
Het Kinderwetje van Van Houten:
verbood kinderarbeid.
moest de arbeidsomstandigheden van kinderen verbeteren.
regelde de schoolplicht.
gaf ouders van grote gezinnen het recht op kinderbijslag.
Het ontstaan van de verzorgingsstaat in Nederland is mede veroorzaakt door: I. het succes van de vrijemarkteconomie. II. de toegenomen samenwerking van politieke partijen na de oorlog. III. de noodzaak tot samenwerking tijdens de wederopbouw. IV. de invoering van de geleide loonpolitiek. V. de toenemende welvaart.
III en V zijn juist.
II, III en V zijn juist.
Na de Tweede Wereldoorlog besloot de rooms-rode coalitieregering tot een geleide loonpolitiek, omdat:
de lonen te langzaam stegen in vergelijking tot de prijzen.
lage lonen noodzakelijk waren om de concurrentiepositie van Nederland te herstellen.
de vakbonden de regering hiertoe dwongen.
de overheid veel taken en bevoegdheden wilde afstoten.
De echte uitbouw van de verzorgingsstaat vond plaats in:
de jaren twintig en dertig.
de jaren dertig en veertig.
de jaren vijftig en zestig.
het begin van de 21ste eeuw.
I. In de jaren zestig werden door de Nederlandse overheid de sociale voorzieningen uitgebreid. II. De VVD heeft uitbreiding van de sociale voorzieningen altijd tegengewerkt.
Welke koppeling van wet en jaartal is juist?
Kinderwet van Van Houten - 1945.
AOW - 1956.
Woningwet - 1965.
Ongevallenwet - 2002.
De liberalen steunen de verzorgingsstaat. Zij vinden echter wel dat:
de eigen verantwoordelijkheid van burgers het uitgangspunt is.
de overheid het sociale zekerheidsstelsel moet uitbreiden.
het overleg met de werkgeversorganisaties en vakbonden vaker plaats moet vinden.
marktpartijen meer toezicht moeten krijgen.
Welke uitspraak is juist?
Liberalen zijn fel tegen een sociaal vangnet.
Sociaaldemocraten zijn voor een samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven.
Christendemocraten willen dat kerkelijke organisaties meer greep krijgen op de inrichting van het socialezekerheidsstelsel.
Liberalen en sociaaldemocraten vinden beide dat de overheid meer invloed moet krijgen.
I. Het streven naar een rechtvaardige inkomensverdeling is kenmerkend voor de Nederlandse gemengde markteconomie. II. In een evenwichtige arbeidsmarkt komt werkloosheid niet voor.
De overheid streeft naar een rechtvaardige inkomensverdeling. Dat doet ze onder meer door:
een progressief belastingstelsel waarbij mensen die veel verdienen relatief meer belasting betalen.
een degressief belastingstelsel waarbij men minder belasting betaalt indien men meer verdient.
alleen uitkeringen te verstrekken aan mensen die niet in een inkomen kunnen voorzien.
cao’s af te sluiten met de werkgevers en werknemers, waarbij hogere lonen van werknemers de belangrijkste doelstelling zijn.
I. In Nederland is het realiseren van een evenwichtige arbeidsmarkt een taak van de werkgeversorganisaties. II. Een wettelijk minimumloon draagt bij aan een rechtvaardige inkomensverdeling.
De Arbowet heeft te maken met:
het poldermodel.
het inkomen van werknemers.
de werkplek van werknemers.
de belangenbehartiging van vakbonden.
I. De vakbonden zijn er voor de belangenbehartiging van werknemers. Hieronder vallen bijvoorbeeld arbeidsvoorwaarden en ontslagkwesties. II. De werkgeversverenigingen zijn er voor de belangenbehartiging van werkgevers. Hieronder valt bijvoorbeeld het bevorderen van een goed ondernemersklimaat.
Het sluiten van compromissen tussen overheid, vakbonden en de […] noemen we het […]. Als gevolg van loonmatiging stegen de export, de bedrijfswinsten en de […]. Door de daling van de […] voor de overheid nam de […] bij werknemers af. Welke begrippen horen op de puntjes?
werkgevers, poldermodel, werkgelegenheid, werkloosheidsuitgaven, sociale premiedruk.
werknemers, poldermodel, werkgelegenheid, werkloosheidsuitgaven, hoge inkomstenbelasting.
werkgevers, harmoniemodel, werkgelegenheid, werkloosheidsuitgaven, sociale premiedruk.
werknemers, poldermodel, EU-afdrachten, werkloosheidsuitgaven, hoge inkomstenbelasting.
De Sociaal Economische Raad is een:
adviesorgaan dat de regering op sociaal en economisch gebied adviseert.
samenwerking van vakbonden die adviezen geeft over de loonontwikkeling.
organisatie die belast is met het afsluiten van cao’s.
werkgeversorganisatie.
I. Een cao geldt alleen voor medewerkers in een bedrijfstak die lid zijn van een vakbond. II. Grote bedrijven, zoals Philips en Shell, sluiten hun cao’s niet met werkgeversorganisaties, maar met de regering af.
I. Werkgevers gebruiken cao’s om een rechtvaardige inkomensverdeling af te dwingen. II. Een cao geldt voor alle werknemers in een bedrijfstak als de minister van Sociale Zaken de cao algemeen verbindend heeft verklaard.
In het harmoniemodel (poldermodel) zoeken partijen gezamenlijke oplossingen op basis van:
de ideologische verschillen.
de sociale grondrechten.
wederzijdse afhankelijkheid.
de monopoliepositie van de overheid.
Het poldermodel is alleen mogelijk wanneer:
bindende afspraken tussen marktpartijen over lonen worden gemaakt.
een coöperatieve opstelling van de overheid, vakbeweging én de werkgevers bestaat.
cao’s voor bedrijfstakken worden afgesloten door de overheid, werkgevers en werknemers.
de vakbonden willen meewerken aan een verlaging van de lonen.
De Nederlandse overheid streeft naar een rechtvaardige inkomensverdeling. Welke van onderstaande overheidsmaatregelen passen bij deze doelstelling?
Minimumloon en verplicht lidmaatschap werknemers van vakbonden.
Een progressief belastingstelsel en uitkeringen zoals het minimumloon.
Inkomensafhankelijke kinderbijslag en toeslagen zoals de zorgtoeslag.
Een progressief belastingstelsel en uitkeringen zoals de WW en de bijstand.
De overheid vindt goed onderwijs om twee redenen belangrijk. Eén reden is dat iedereen daardoor zijn/haar talenten kan ontwikkelen. De andere reden is dat:
dan de sociale ongelijkheid toeneemt
een hoogopgeleide beroepsbevolking ervoor zorgt dat Nederland beter kan concurreren met het buitenland.
daardoor de marktwerking toeneemt.
dan het aantal mensen dat gebruikmaakt van de sociale voorzieningen toeneemt.
In het Nederlandse onderwijs:
zijn jongeren tot hun twintigste jaar gedeeltelijk leerplichtig.
is spijbelen niet strafbaar.
zijn alle scholen opgericht door de overheid.
controleert de Onderwijsinspectie de prestaties van de scholen.
Het Nederlandse socialezekerheidsstelsel: I. vormt de ruggengraat van onze verzorgingsstaat. II. is gebaseerd op een negatief arbeidsethos. III. bestaat uit een combinatie van sociale verzekeringen en sociale voorzieningen. IV. wordt gefinancierd door premies te heffen.
I, III en IV zijn juist.
Het belangrijkste verschil tussen sociale verzekeringen en particuliere verzekeringen is dat sociale verzekeringen:
vrijwillig zijn en betaald worden door premieheffing.
vrijwillig zijn en betaald worden door de overheid.
verplicht zijn en betaald worden uit de belastingopbrengst van burgers.
verplicht zijn en betaald worden door premieheffing.
De sociale voorzieningen zijn bedoeld voor mensen die:
arbeidsongeschikt zijn geworden.
werkloos zijn.
geen aanspraak kunnen maken op een andere verzekering.
enige tijd ziek zijn.
De Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Kinderbijslagwet (AKW) zijn voorbeelden van:
werknemersverzekeringen.
volksverzekeringen.
sociale voorzieningen.
bijzondere bijstand.
I. Iedereen in Nederland heeft op oudere leeftijd recht op AOW, ook een miljonair. II. Ouders die veel verdienen, worden uitgesloten van kinderbijslag.
Welke verzekeringen behoren tot de volksverzekeringen?
De Algemene Nabestaandenwet en de Algemene Ouderdomswet.
De Algemene Ouderdomswet en de Werkloosheidswet.
De Werkloosheidswet en de Algemene Kinderbijslagwet.
De Algemene Kinderbijslagwet en de bijstand.
Vanuit welke waarden zullen sociaaldemocraten belang hechten aan de kinderbijslag?
Gelijkheid en saamhorigheid.
Gelijkheid en solidariteit.
Verbondenheid en solidariteit.
Participatie en saamhorigheid.
Om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering moet je kunnen aantonen dat je:
de laatste drie maanden gewerkt hebt.
op geen enkele andere manier aan inkomen kunt komen.
een arbeidsverleden hebt.
sociale premies hebt betaald.
De Nederlandse overheid heeft in de gezondheidszorg marktwerking ingevoerd. Marktwerking wil zeggen dat: I. de overheid de prijzen vaststelt. II. particuliere bedrijven zorgverzekeringen verkopen.
Iedereen in Nederland moet een verplichte zorgverzekering hebben. Deze zorgverzekering betaal je door:
zorgpremie, een inkomensafhankelijke bijdrage via je loon en de premie WAO.
de premie WAO, loonbelasting en een eigen risico.
de zorgpremie, een inkomensafhankelijke bijdrage via je loon en de WULBZ-heffing.
de zorgpremie, een inkomensafhankelijke bijdrage en een eigen risico.
De verzorgingsstaat is niet gratis. Hoeveel miljard gaf de overheid in 2016 uit aan de drie pijlers van de verzorgingsstaat: sociale zekerheid, zorg en onderwijs en cultuur en wetenschap?
In totaal zo’n 265 miljard.
In totaal zo’n 210 miljard.
In totaal zo’n 265 miljoen.
In totaal zo’n 210 miljoen.