Yatalu ⠀
Quiz by , created more than 1 year ago

NT2 Quiz on [NL A1] Voorzetsels (preposities) — Tijd: selecteer in, op of om, created by Yatalu ⠀ on 12/11/2020.

104
0
0
Yatalu ⠀
Created by Yatalu ⠀ about 4 years ago
Close

[NL A1] Voorzetsels (preposities) — Tijd: selecteer in, op of om

Question 1 of 20

1

Mijn les begint ____ half twee.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 2 of 20

1

Ik heb een afspraak met de dokter ____ negen uur 's ochtends.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 3 of 20

1

Frederik gaat ____ december naar Denemarken.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 4 of 20

1

Mijn broer verjaart ____ 12 september.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 5 of 20

1

Lotte heeft ____ 16 juni een examen.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 6 of 20

1

Kerstmis valt ____ 25 december.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 7 of 20

1

De trein vertrekt ____ tien voor zes.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 8 of 20

1

Ik ga ____ middernacht slapen.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 9 of 20

1

School eindigt ____ kwart over twaalf.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 10 of 20

1

Ik werk absoluut niet ____ het weekend!

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 11 of 20

1

Waarom blijven jullie thuis ____ de zomervakantie?

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 12 of 20

1

____ welk seizoen is jouw verjaardag?

Select one of the following:

  • In

  • Op

  • Om

Explanation

Question 13 of 20

1

Francine staat elke dag ____ zes uur op.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 14 of 20

1

Ik vertrek ____ april naar Ecuador.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 15 of 20

1

We gaan naar de zoo ____ mijn verjaardag.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 16 of 20

1

Ik ben ____ 1985 geboren.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 17 of 20

1

Maaike is ____ 14 februari geboren.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 18 of 20

1

Lieven en Karen zijn ____ vrijdag getrouwd.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 19 of 20

1

Maarten is ____ september geboren.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 20 of 20

1

Ik blijf altijd thuis ____ de vakantie.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 21 of 20

1

____ vier mei heb ik een test.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 22 of 20

1

De bus vertrekt ____ tien minuten.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 23 of 20

1

Mijn lievelingsprogramma begint ____ half acht.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 24 of 20

1

Mijn hond eet altijd ____ tien uur 'ochtends en tien uur 's avonds.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 25 of 20

1

De supermarkt sluit vandaag al ____ half één.

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation

Question 26 of 20

1

Is de bibliotheek ____ half negen al open?

Select one of the following:

  • in

  • op

  • om

Explanation