Kofschip x - gebruiken - level 1

Question 1 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik heb gisteren ( geklust, geklusd ).

Explanation

Question 2 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Hij heeft op de deur ( geklopt, geklopd ).

Explanation

Question 3 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

De peuter heeft de muur ( beklad, beklat, bekladt ).

Explanation

Question 4 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Waar hebben zij dat boek ( gelegd, gelegt )?

Explanation

Question 5 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

De wind ( raasde, raaste ) door de bomen.

Explanation

Question 6 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Mijn oren ( suisten, suisden ).

Explanation

Question 7 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Mijn opa heeft alles zelf ( geverft, geverfd ).

Explanation

Question 8 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Zijn zij vorig jaar ( verhuist, verhuisd )?

Explanation

Question 9 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Je grootouders ( leeften, leefden ) in de 19e eeuw.

Explanation

Question 10 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

De hond van de buurvrouw heeft de hele nacht ( gekefd, gekeft )!

Explanation

Question 11 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik kan heel goed gamen, ( pochde, pochte ) hij.

Explanation

Question 12 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Zij heeft haar nagels ( gelakt, gelakd ).

Explanation

Question 13 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik ( chatte, chatde ) vroeger de hele dag met haar.

Explanation

Question 14 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Heeft hij al ( gelunchd, geluncht )?

Explanation

Question 15 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik ( coachde, coachte ) het rugbyteam onder de 8 jaar.

Explanation

Question 16 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

De bamboe ( ruisde, ruiste ) door de zachte wind.

Explanation

Question 17 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik ( likte, likde ) aan mijn ijsje.

Explanation

Question 18 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

De wielrenners ( puften, pufden ) in de hitte.

Explanation

Question 19 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

De klas ( juichte, juichde, joog ), omdat de spellingles klaar was.

Explanation

Question 20 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Wij hebben ( gegaapd, gegaapt ).

Explanation

Question 21 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Dat heeft ons echt ( verbaast, verbaasd )!

Explanation

Question 22 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

De kat ( krabte, krabde ) de trap kaal.

Explanation

Question 23 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

De kaars heeft acht uur lang ( gebrand, gebrant ).

Explanation

Question 24 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Wat heeft hij in godsnaam ( bedoeld, bedoelt )?

Explanation

Question 25 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik heb zo wa-wa-wa-waanzinnig ( gedroomd, gedroomt )!

Explanation

Question 26 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Het was een grapje! Hij heeft het niet zo ( gemeent, gemeend )!

Explanation

Question 27 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Heeft zij het paard ( gevoert, gevoerd )?

Explanation

Question 28 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Zij hadden een zandkasteel ( gebouwt, gebouwd ).

Explanation

Question 29 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

Het bloed heeft ( gevloeid, gevloeit, gevloeidt ).

Explanation

Question 30 of 10

1

Select from the dropdown list to complete the text.

De koning heeft ( gewuift, gewuifd ).

Explanation

	Created by Meester Sangho about 3 years ago

Kofschip x - gebruiken - level 1

Question 1 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik heb gisteren geklust geklusd( geklust, geklusd ).

Explanation

Question 2 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

Hij heeft op de deur geklopt geklopd( geklopt, geklopd ).

Explanation

Question 3 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

De peuter heeft de muur beklad beklat bekladt( beklad, beklat, bekladt ).

Explanation

Question 4 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

Waar hebben zij dat boek gelegd gelegt( gelegd, gelegt )?

Explanation

Question 5 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

De wind raasde raaste( raasde, raaste ) door de bomen.

Explanation

Question 6 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

Mijn oren suisten suisden( suisten, suisden ).

Explanation

Question 7 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

Mijn opa heeft alles zelf geverft geverfd( geverft, geverfd ).

Explanation

Question 8 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

Zijn zij vorig jaar verhuist verhuisd( verhuist, verhuisd )?

Explanation

Question 9 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

Je grootouders leeften leefden( leeften, leefden ) in de 19e eeuw.

Explanation

Question 10 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

De hond van de buurvrouw heeft de hele nacht gekefd gekeft( gekefd, gekeft )!

Explanation

Question 11 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik kan heel goed gamen, pochde pochte( pochde, pochte ) hij.

Explanation

Question 12 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

Zij heeft haar nagels gelakt gelakd( gelakt, gelakd ).

Explanation

Question 13 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik chatte chatde( chatte, chatde ) vroeger de hele dag met haar.

Explanation

Question 14 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

Heeft hij al gelunchd geluncht( gelunchd, geluncht )?

Explanation

Question 15 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik coachde coachte( coachde, coachte ) het rugbyteam onder de 8 jaar.

Explanation

Question 16 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

De bamboe ruisde ruiste( ruisde, ruiste ) door de zachte wind.

Explanation

Question 17 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

Ik likte likde( likte, likde ) aan mijn ijsje.

Explanation

Question 18 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

De wielrenners puften pufden( puften, pufden ) in de hitte.

Explanation

Question 19 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

De klas juichte juichde joog( juichte, juichde, joog ), omdat de spellingles klaar was.

Explanation

Question 20 of 10

Select from the dropdown list to complete the text.

Wij hebben gegaapd gegaapt( gegaapd, gegaapt ).

Ik heb gisteren ( geklust, geklusd ).

Hij heeft op de deur ( geklopt, geklopd ).

De peuter heeft de muur ( beklad, beklat, bekladt ).

Waar hebben zij dat boek ( gelegd, gelegt )?

De wind ( raasde, raaste ) door de bomen.

Mijn oren ( suisten, suisden ).

Mijn opa heeft alles zelf ( geverft, geverfd ).

Zijn zij vorig jaar ( verhuist, verhuisd )?

Je grootouders ( leeften, leefden ) in de 19e eeuw.

De hond van de buurvrouw heeft de hele nacht ( gekefd, gekeft )!

Ik kan heel goed gamen, ( pochde, pochte ) hij.

Zij heeft haar nagels ( gelakt, gelakd ).

Ik ( chatte, chatde ) vroeger de hele dag met haar.

Heeft hij al ( gelunchd, geluncht )?

Ik ( coachde, coachte ) het rugbyteam onder de 8 jaar.

De bamboe ( ruisde, ruiste ) door de zachte wind.

Ik ( likte, likde ) aan mijn ijsje.

De wielrenners ( puften, pufden ) in de hitte.

De klas ( juichte, juichde, joog ), omdat de spellingles klaar was.

Wij hebben ( gegaapd, gegaapt ).

Dat heeft ons echt ( verbaast, verbaasd )!

De kat ( krabte, krabde ) de trap kaal.

De kaars heeft acht uur lang ( gebrand, gebrant ).

Wat heeft hij in godsnaam ( bedoeld, bedoelt )?

Ik heb zo wa-wa-wa-waanzinnig ( gedroomd, gedroomt )!

Het was een grapje! Hij heeft het niet zo ( gemeent, gemeend )!

Heeft zij het paard ( gevoert, gevoerd )?

Zij hadden een zandkasteel ( gebouwt, gebouwd ).

Het bloed heeft ( gevloeid, gevloeit, gevloeidt ).

De koning heeft ( gewuift, gewuifd ).