mind = geest
to mind (1) = bezwaar hebben tegen
to mind (2) = zich bemoeien met
to mind (3) = letten op
to agree with = het eens zijn met
to disagree = het oneens zijn
agreement = overeenkomst
opinion/view = mening
nerve = zenuw
nervous = zenuwachtig
fool = dwaas (1)
foolish/silly = dwaas (2)
to persuade = overreden/overhalen
to admire = bewonderen
admiration = bewondering
admirable = bewonderenswaardig
cheerful = opgewekt/vrolijk
temper = humeur
grateful = dankbaar
gratitude = dankbaarheid
to express = uitdrukken
expression = uitdrukking
to imagine = zich voorstellen
imagination = fantasie
to wonder = zich afvragen
to relax = zich ontspannen
to stick to/ to keep to = zich houden aan
to suppose = veronderstellen
to pretend = doen alsof
to stand = uitstaan
to remind of = herinneren aan
to care for = geven om
to change your mind = van gedachte veranderen
sensible = verstandig
to overcome = overwinnen
to recognise =herkennen
conscience = geweten
conscious of/ aware of = zich bewust van
prejudice = vooroordeel
if/whether = of
curious = nieuwsgierig
curiosity = nieuwsgierigheid
superstition = bijgeloof
superstitious = bijgelovig
to determine = bepalen
determined = vastbesloten/vastberaden
to bore = vervelen
boring = saai
boredom = verveling
to (pre)dominate = overheersen
(pre)dominant = overheersend
common sense = gezond verstand
confusing = verwarrend
to face = onder ogen zien
to be faced with = geconfronteerd worden met
option = keuze (mogelijkheid)/optie
to focus = richten/concentreren
to distract = afleiden
obliged = verplicht
image = imago/beeld
cruel = wreed
cruelty = wreedheid
to realise = beseffen
sense of humour = gevoel voor humor
aim/goal = doel
incredible = ongelofelijk
complicated = ingewikkeld
confidence =vertrouwen
self-confidence = zelfvertrouwen
confident = vol vertrouwen
confidential = vertrouwelijk
to take into account = rekening houden met
inclined = geneigd
to betray = verraden
to exaggerate = overdrijven
respect = opzicht
emotion = emotie
sad = bedroefd
to move = ontroeren
anger = boosheid
angry (with) = boos (op)
hatred/hate = haat
proud (of) = trots (op)
pride = trots
to envy = benijden
jealous (of) = jaloers (op)
to control = beheersen
ridiculous = belachelijk
disappointed = teleurgesteld
disappointment = teleurstelling
to be homesick = heimwee hebben
upset = overstuur
safe/secure = veilig
security = veiligheid/zekerheid
affection = liefde /genegenheid
to adore = aanbidden
disgusting = walgelijk
to appreciate = waarderen
sincere = oprecht
shy/timid = verlegen
to blush = blozen
among = onder
stranger = vreemde/ vreemdeling
strange = vreemd
what a shame = wat zonde
to scare/ to frighten = bang maken
scared of/ afraid of = bang voor
revenge = wraak
to revenge = wreken
tense = gespannen
tension/strain = spanning
to dislike = een hekel hebben aan
to beg = smeken
mood = stemming
to comfort = troosten
to desire = verlangen naar
desire = verlangen
ghost = spook
to involve in = betrekken bij
exciting/thrilling = opwindend
excited = opgewonden
excitement = opwinding
to acknowledge = erkennen
argument 1 = argument
to argue = ruzie maken
argument 2 = meningsverschil
familiar = bekend/vertrouwd
to fancy = vallen op
desperate = wanhopig
to despair = wanhopen
lonely = eenzaam
to boast = opscheppen
to irritate = ergeren/irriteren
irritation = ergernis/irritatie
passion = passie/grote liefde
creepy = griezelig
surprised = verbaasd
surprise = tot mijn verbazing
amazing = verbazingwekkend

	Created by Wessel Paans over 8 years ago

Alle woorden achter elkaar van Build Up 71-75. Oefen ze op http://www.woordjesleren.nl/questions.php?chapter=234668!