Psychopathologie en psychiatrie examenvragen

Question

Welk trio is niet juist?

Answer 1

Conversie - niet met opzet - primaireziekte winst

Answer 2

Facitious disorders - met opzet - primaire ziektewinst

Answer 3

Malingering - niet met opzet - secundaire ziektewinst

Answer 4

Simulatie - met opzet - secundaire ziektewinst

Answer 5

kernsymptomen

Answer 6

symptomen die een causale samenhang kennen

Answer 7

symptomen die geen causale samenhang kennen

Answer 8

anhedonie, anorexie, sombere stemming, vroeg wakker worden, en zelfverwijten

Answer 9

anhedonie, sombere stemming, remming, en doodsgedachten

Answer 10

anhedonie, sombere stemming, anorexie, hallucinaties, doodswens

Answer 11

verminderde concentratie, doodsgedachten, agitatie, vermoeidheid, verminderde eetlust

Answer 12

impulsiviteit moet aan een BPST doen denken, niet aan een bipolaire stoornis

Answer 13

stemmingsschommelingen bij een BPST zijn vaker uitgelokt door interpersoonlijke stressfactoren

Answer 14

stemmingsschommelingen bij een bipolaire stoornis zijn vaker van korte duur, en kunnen zelfs meermaals daags optreden

Answer 15

stemmingsschommelingen bij een BPST zijn niet continu aanwezig. Er zijn langdurige klachtenvrije episodes; bij de bipolaire stoornis is dat door de aard van de aandoening niet het geval.

Answer 16

het ontbreken van secundaire wanen

Answer 17

het multimodale karakter van de hallucinaties

Answer 18

een cognitieve achteruitgang

Answer 19

elk van bovenstaande

Answer 20

agorafobie

Answer 21

Paniekstoornis

Answer 22

gegeneraliseerde angststoornis

Answer 23

sociale angststoornis

Answer 24

Dwanghandelingen dienen om dwanggedachten te neutraliseren

Answer 25

In je hoofd dwangmatig de klinkers van woorden tellen is een dwanghandeling

Answer 26

De stellige overtuiging dat de kinderen verongelukken als je niet 24 gebedjes doet kan zowel een waan als een dwanggedachte zijn.

Answer 27

Bij OCD is sprake van ‘thought insertion’, het gevoel dat gedachten zijn ‘opgedrongen’.

Answer 28

Het medisch model van verslaving benadrukt de verantwoordelijkheid van de patiënt in het ontstaan en in de behandeling van een stoornis in het gebruik van middelen.

Answer 29

Novelty seeking is een beschermende temperamentsfactor voor het ontwikkelen van verslavingsgedrag

Answer 30

Gokverslaving is een misleidende term, want een gokverslaving is een impulscontrolestoornis, geen verslaving.

Answer 31

Tolerantie betekent dat eenzelfde dosis van een middel steeds minder effect heeft

Answer 32

Een acute stresstoornis, volgend op een trauma, voorspelt in hoge mate verdere psychiatrische problematiek

Answer 33

Dissociatieve symptomen komen zowel bij de acute stresstoornis als bij PTSS vaak voor.

Answer 34

Bij PTSS ervaren patiënten verwrongen cognities over wat hen is overkomen, maar hun zelfbeeld blijft bewaard.

Answer 35

De individuele reactie van het slachtoffer op een trauma is belangrijker dan de objectieve ernst van het trauma voor het al of niet ontwikkelen van PTSS.

Answer 36

Anorexia nervosa, restrictieve type

Answer 37

Anorexia nervosa, gemengde type

Answer 38

Bulimia nervosa

Answer 39

Eetbuistoornis

Answer 40

Gewichtsverlies en carbohydrate craving

Answer 41

Apathie en remming

Answer 42

dagschommeling en zware ledematen

Answer 43

Vroeger wakker en agitatie

Answer 44

Periodieke explosieve stoornis

Answer 45

Normoverschrijdende stoornis

Answer 46

Oppositionele opstandige gedragsstoornis

Answer 47

Geen gedragsstoornis

Answer 48

Bipolair 1

Answer 49

Bipolair 2

Answer 50

Cyclothymie

Answer 51

Borderline

Answer 52

Afhankelijke persoonlijkheid

Answer 53

Vermijdende persoonlijkheid

Answer 54

Sociale angststoornis

Answer 55

ECT goed, lorazepam klein effect op bewegingen en staren

Answer 56

ECT niet goed, lorazepam klein effect

Answer 57

ECT goed, lorazepam groot effect

Answer 58

ECT niet goed, lorazepam groot effect

Answer 59

cut-down: heb je al gedacht dat je moet minderen?

Answer 60

annoyed: door opmerkingen van anderen

Answer 61

guilty: door iets dat je gedaan had onder invloed

Answer 62

eye-opener: zich niet meer herinneren wat gedaan wanneer dronken

Answer 63

PTSS - borderline

Answer 64

Uitgebreide NCS - schizofrenie

Answer 65

Uitgebreide NCS - depressie

Answer 66

PTSS - uitgebreide NCS

Answer 67

Volgens Caspi-studie enkel met genetische voorbeschiktheid

Answer 68

Ook na vroege kinder stresservaring

Answer 69

Cortisolsecretie vermindert

Answer 70

door minder neurogenese

Answer 71

Reactieve hechtingsstoornis

Answer 72

Trauma-ontwikkelingsstoornis

Answer 73

Werkgeheugen

Answer 74

Sensorieel geheugen

Answer 75

abstract redeneren

Answer 76

proceduraal geheugen

Answer 77

zoekt minder steun bij ouders en staat er alleen voor

Answer 78

problemen adolescentie, seksualiteit en genderdysforie

Answer 79

Genetische voorbeschiktheid voor depressie stijgt met leeftijd

Answer 80

Limbisch systeem ontwikkelt eerder dan fronto-temporale kwab

Answer 81

Milde cognitieve stoornis: Lewy body

Answer 82

Acute psychose

Answer 83

D. Syndroom van Charles

Answer 84

Bij anorexia sterft 15% aan complicaties, de meerderheid sterft door suïcide

Answer 85

Overmatige bezorgdheid ouders in vroege kindertijd

Answer 86

Depressie en … verklaren door gewichtsverlies

Answer 87

Pica is symptoom van bij schizofrenie

Answer 88

aanleg - trauma - kennis van middelen

Answer 89

aanleg - hoge pijndrempel - apotheker

Answer 90

impulsiviteit - automutilatie - geweer thuis

Answer 91

impulsiviteit - misbruik - anesthesist

Answer 92

Hoog risicovolle situatie - PIG -SOB

Answer 93

PIG - hoog risicovolle situatie - SOB

Answer 94

SOB - PIG - hoog risicovolle situatie

Answer 95

PIG - schijnbaar onschuldige beslissing - hoog risicovolle situatie

Answer 96

Bloedfobie evolueert vaak naar fobie om flauw te vallen

Answer 97

1Symptomen paniekaanval door verandering in bloedgassen

Answer 98

bloedfobie en hyper-arousal gaan niet samen

Answer 99

Mannen en vrouwen evenveel fobieën

Answer 100

hoeveel symptomen

Answer 101

hoeveel ondersteuning ze nodig hebben

Answer 102

welke leeftijd het begin

Answer 103

gerelateerde stoornissen (bv. cognitieve beperking)

Answer 104

Ja, hij voldoet aan voldoende criteria voor zijn leeftijd

Answer 105

Ja, hij krijgt de diagnose ondanks te weinig symptomen, omdat hij de diagnose nodig heeft

Answer 106

Nee, hij voldoet niet aan voldoende criteria voor zijn leeftijd

Answer 107

Nee, hij functioneerde als kind goed

Answer 108

is één van de oorzaken van schizofrenie

Answer 109

verhoogt kans op herval enkel bij veel contact

Answer 110

men checkt dit met Camberwell Family Interview

Answer 111

komt ook voor bij hulpverlening

Answer 112

symptomen autisme

Answer 113

symptomen ADHD

Answer 114

intelligentie

Answer 115

ongeremde hechtings(sociale contact-)stoornis

Answer 116

sociale wederkerigheid

Answer 117

non-verbaal

Answer 118

begrijpen en onderhouden van relaties

Answer 119

taal en echolalie

Answer 120

middelvinger opsteken

Answer 121

overmatig vloeken bij frustratie

Answer 122

schelden in midden zin

Answer 123

mensen uitschelden

Answer 124

Hyperactiviteit is het hoogste in Kleutertijd

Answer 125

in de lagere school vooral het gecombineerde type

Answer 126

aandacht def over al de leeftijden meeste voorkomende type

Answer 127

Hyperactiviteit daalt naarmate men ouder wordt

Answer 128

De IV-as psychosociale en omgevingsstoornissen is weg

Answer 129

De IV-as psychosociale en omgevingsstoornissen is weg, maar kan bij de V-codes nog aangegeven worden

Answer 130

De as is weg, maar vervangen door een eerste en enigste as net zoals as 2.

Answer 131

1+2 juist, 3 fout

Answer 132

1+3 juist, 2 fout

Answer 133

2+3 juist, 1 fout

Answer 134

Onderscheidt borderline van bipolaire II stoornis

Answer 135

Daalt met adolescentie

Answer 136

hoort bij hoge psychoticisme

Answer 137

alle negatieve gebeurtenissen die kinderen kunnen meemaken in hun jeugd

Answer 138

mechanisme dat neg geb in jeugd leiden tot psych en somat

Answer 139

een tiental negatieve gebeurtenissen, onder andere complex trauma, die kinderen kunnen meemaken

Answer 140

alle typen van kindermishandeling die voor kunnen komen op kinderleeftijd

Answer 141

de overtuiging dat als je niet 24 keer een gebedje doet dat dan kinderen sterven kan zowel een waan zijn als een obsessie

Answer 142

bij OCD is er thought insertion, het gevoel dat de gedachten opgedrongen zijn

Answer 143

Dwangmatig alle klinkers tellen tijdens een gesprek is een dwanghandeling

Answer 144

Dwanghandelingen neutraliseren dwanggedachten

Answer 145

Bij SSS altijd lichamelijk symptoom op de voorgrond

Answer 146

Bij conversiestoornis geen (duidelijke) psychologische oorzaak

Answer 147

De symptomen zijn er om niet om te moeten gaan met innerlijke problemen, wat een primaire ziektewinst is

Answer 148

Iets met geen lichamelijke verklaring voor lich waarneming/symptoom

Answer 149

Diep in en uit ademen

Answer 150

zonder iets te zeggen vastpakken

Answer 151

orde proberen te creëren

Answer 152

overlopen wat er gebeurd of gezegd is en enkele keren herhalen

Answer 153

leek alsof de kinderen deze angststoornis zelf kozen

Answer 154

leek alsof de kinderen zelf kozen niet te praten

Answer 155

kinderen kunnen zelf kiezen waar en tegen wie ze praten

Answer 156

geeft aan dat het iets serieus/speciaal is ofzoiets

Answer 157

heeft anticipatie-angst en agorafobie ontwikkelt ongewoon laat

Answer 158

heeft anticipatie-angst en agorafobie ontwikkelt niet ongewoon laat

Answer 159

heeft geen anticipatie-angst en agorafobie ontwikkelt niet ongewoon laat

Answer 160

heeft geen anticipatie-angst en agorafobie ontwikkelt ongewoon laat

Answer 161

STAR*D toont dat bij ⅓ AD werkt

Answer 162

ECT, TMS en diepe hersenstimulatie alleen onder volledige narcose

Answer 163

serotonerge medicatie bij depressie met angst

Answer 164

pleiotropy

Answer 165

ouders met deze genen zoeken elkaar op (soort zoekt soort)

Answer 166

verstoorde hersenverbindingen van de ene stoornis zorgen voor verstoorde hersenverbindingen in de andere

Answer 167

leeftijd < 25 -psychotische symptomen - plots begin

Answer 168

leeftijd < 25 -psychotische symptomen - langdurig begin

Answer 169

leeftijd < 25 -geen psychotische symptomen

Answer 170

leeftijd > 30 -psychotische symptomen - plots begin

Answer 171

Subtype van Trauma type 2

Answer 172

Komt voor binnen hechtingsrelaties

Answer 173

geen categorie in DSM 5

Answer 174

Is een trauma dat uitgesteld naar boven komt

Answer 175

Er is steeds een onderliggende stoornis aanwezig

Answer 176

Omwille van angst op school vermijden of problemen thuis proberen controleren

Answer 177

iets proberen veranderen op school

Answer 178

schoolweigering is symptoom, geen stoornis op zich

Answer 179

Meestal wel, in uitzonderlijke gevallen geen ziekte-inzicht

Answer 180

geen ziekte-inzicht, is een deel van diagnose

Answer 181

wel ziekte-inzicht, is een deel van diagnose

Answer 182

meestal geen ziekte-inzicht, in uitzonderlijke gevallen wel

Answer 183

Als twee beoordelaars op dezelfde diagnose komen is het valide (RELIABILITY)

Answer 184

DSM III is prototypisch en polythetisch

Answer 185

Meyer → psychobiologische theorie (TEGEN KRAEPELIN)

Answer 186

gaat gepaard met een zorgelijke gewetensontwikkeling

Answer 187

onverklaarbare prikkelbare stemming

Answer 188

symptomen voor de leeftijd van 9 maanden

Answer 189

Te familiair met vreemden

Answer 190

alleen genetische en neurobiologische factoren

Answer 191

kinderen met autisme hebben vaak problemen met eten

Answer 192

Alle subtypes van ASS zijn uit DSM V verdwenen

Answer 193

spelen zelden symbolisch spel

Answer 194

Goede remote memory

Answer 195

Echolalie komt vaak voor bij autisme en het is een pathognomisch kenmerk van autisme

Answer 196

Alle bovenstaande

Answer 197

risicotaxatie

Answer 198

werken vanuit hulpvraag en lijdensdruk

Answer 199

werken aan post - traumatisch stress stoornis van client

Answer 200

alle bovenstaande zijn even belangrijk

Answer 201

geen verschil in werking verschillende antidepressiva

Answer 202

geen verschil werking klassen AD

Answer 203

geen verschil tss AD en CBT(?)

Answer 204

Alle bovenstaande

Answer 205

Parafilie - periodieke explosieve stoornis

Answer 206

Pyromanie - trichotillomanie

Answer 207

Parafilie - pyromanie

Answer 208

Pyromanie - kleptomanie

Answer 209

moet voor het 10de levensjaar aanwezig zijn

Answer 210

voorloper van bipolaire stoornis bij kinderen

Answer 211

minstens vijf keer per week woedeuitbarstingen

Answer 212

categorisatie zorgt voor het voorkomen van comorbiditeit

Answer 213

onbetrouwbaarheid van het ziekteconcept

Answer 214

biologische afwijkingen moeten aangetoond kunnen worden

Answer 215

Diagnose obv (politieke) overeenkomst

Answer 216

reageert goed op lichttherapie en men heeft meer zin in zoet

Answer 217

reageert niet op lichttherapie en men heeft minder honger

Answer 218

reageert goed op lichttherapie en men heeft minder honger

Answer 219

reageert niet goed op lichttherapie en men heeft meer zin in zoet

Answer 220

volgt steeds op schokkende gebeurtenis

Answer 221

is leeftijd specifiek en niet pathologisch

Answer 222

is vaker geassocieerd met niet kunnen reguleren van agressie en negatieve emoties

Answer 223

alle bovenstaande

Answer 224

pica is een symptoom bij schizofrenie

Answer 225

15% sterftecijfer AN, waarvan de meerderheid door suïcide

Answer 226

Specifieke leerstoornis met neurobiologisch basis

Answer 227

Komt niet vaker voor met ADHD dan op basis van toeval verwacht kan worden, in tegenstelling tot dyslexie

Answer 228

prevalentie van minder dan 1%

Answer 229

patient is slecht in rekenformules etc, maar kan wel tellen of zoiets

Answer 230

autisme, depressie, ADHD, angststoornis

Answer 231

autisme, depressie, angststoornis, ADHD

Answer 232

depressie, autisme, angststoornis, ADHD

Answer 233

depressie, autisme, ADHD, angststoornis

Answer 234

angstige mensen zijn algemeen sneller als er een bedreigende stimuli is

Answer 235

Angstige mensen zijn altijd trager als er een neutrale stimuli is

Answer 236

Angstige mensen zijn trager als er een stip staat op de plaats waar de neutrale stimuli stond

Answer 237

Laag angstige mensen zijn altijd sneller omdat ze niet vertraagd worden door angst

Answer 238

niet genoeg aandacht voor willekeurige taak

Answer 239

selectieve aandacht

Answer 240

onvermogen om aandacht lang genoeg vol te houden

Answer 241

impulsiviteit onderscheidt BorderlinePersoonlijkheidsStoornis van bipolaire stoornis

Answer 242

impulsiviteit neemt bij BPS af naarmate ouder worden

Answer 243

impulsiviteit is een teken van psychoticisme

Answer 244

aangenaam gevoel

Answer 245

verminderd de angst

Answer 246

komt herhaaldelijk voor

Answer 247

urge komt vooraf

Answer 248

NCS: Lewy - bodies

Answer 249

NCS: Alzheimer

Answer 250

NCS: prefrontale dementie

Answer 251

kinderen met dwanghandelingen hebben in de helft van de gevallen geen dwanggedachten

Answer 252

obessies en compulsies opvallend en snel herkend door omgeving

Answer 253

dissocieert en meer kans op PTSS

Answer 254

dissocieert en maakt dus minder kans op PTSS

Answer 255

dissocieert en heeft dus een dissociatiestoornis

Answer 256

als ouderen multi modale hallucinaties hebben heeft dit een ongunstigere prognose

Answer 257

bij visusstoornis geven secundaire wanen als verklaring voor hallucinaties een gunstige prognose

Answer 258

Als ouderen hallucinaties kunnen verklaren aan de hand van realistische wanen is er een gunstigere prognose

Answer 259

Morfodysfore stoornis en OCD

Answer 260

Manie en OCD

Answer 261

anorexia en depressie

Answer 262

plots, hallucinaties, helder bewustzijn

Answer 263

plots, illusies, verstoorde waarneming van de omgeving

Answer 264

progressief, agitatie, hallucinatie, wisselend bewustzijn

Answer 265

episodisch geheugen

Answer 266

proceduraal geheugen

Answer 267

abstract denken

Answer 268

ticstoornissen zijn onafhankelijk van situatie

Answer 269

ticstoornissen nemen af na volwassenheid

Answer 270

ticstoornissen zijn het ergst aanwezig tussen 9 en 11 jaar

Answer 271

gebrek aan initiatief nemen

Answer 272

gebrek aan lust

Answer 273

weinig eten

Answer 274

multi - informant methode en daarna een behandeling, rekening houden met de verschillende paradigma’s

Answer 275

de psychiater staat enkel in voor integreren van informatie

Answer 276

de psychiater verzamelt zo veel mogelijk informatie

Answer 277

bij een conversiestoornis moeten er altijd psychologische factoren in het spel zijn

Answer 278

bij CVS klachten is er meestal een patroon van vermoeidheid en pijn

Answer 279

bij een somatische symptoomstoornis staat een lichamelijk symptoom altijd op de voorgrond

Answer 280

kunnen niet optreden vanaf de leeftijd van 15 jaar

Answer 281

zijn een goede voorspeller voor agressie in de toekomst

Answer 282

een man die de dokter, de verpleegster en de assistenten als één en dezelfde persoon ziet heeft Capgras

Answer 283

de categorieën van ASS zijn in de DSM V allemaal verwijderd

Answer 284

borderline episodes duren korter & meer interpersoonlijk stress bij borderline

Answer 285

borderline episodes duren langer & meer interpersoonlijk stress bij borderline

Answer 286

borderline episodes duren korter & minder interpersoonlijke stress bij borderline

Answer 287

borderline episodes duren langer & minder interpersoonlijke stress bij borderline

Answer 288

Meer slaap

Answer 289

Lichttherapie

Answer 290

Charles Bonnet

Answer 291

Acute (Schizofrene) psychose

Answer 292

gebrek aan initiatief nemen

Answer 293

lusteloos zijn

Answer 294

niet op betekenis van woord kunnen komen

Answer 295

multifinaliteit

Answer 296

equifinaliteit

Answer 297

transactionele processen

Answer 298

een oorzaak leidt tot verschillende psychiatrische beelden

Answer 299

een psychiatrisch beeld leidt tot verschillende symptomen

Answer 300

verschillende oorzaken leiden tot 1 psychiatrisch beeld

Answer 301

Anorexia nervosa

Answer 302

angststoornis

Answer 303

mannen meer suïcide want hebben meer depressie en gebruiken dodelijkere methodeni

Answer 304

in detail praten over suicide plannen is

Answer 305

suïcide in media kan factor zijn

Answer 306

enkel impulsiviteit en drang is egosyntoon

Answer 307

OCD, impulsiviteit en drang kunnen egosyntoon zijn

Answer 308

enkel impulsiviteit en dwang zijn egosyntoon

Answer 309

enkel dwang en drang zijn egosyntoon

Answer 310

onderscheiding maken tussen andere neuro-ontwikkelingsstoornissen

Answer 311

geen neurologische evidentie gevonden voor verschil tussen subtypes

Answer 312

vroeger kliniek waar je ging bepaalde diagnose

Answer 313

af en toe bloed laten nemen ter controle

Answer 314

tremor kan bijwerking zijn

Answer 315

lithium is profylactisch, maar werkt niet anti-depressief

Answer 316

Antidepressiva kunnen werken, maar genieten geen voorkeursbehandeling

Answer 317

minder bij kinderen dan bij jeugdigen

Answer 318

bij jongens en meisjes gelijk tijdens de lagere school en meisjes meer na puberteit

Answer 319

minder vaak dan dysthymie

Answer 320

steeds meer depressie bij kinderen owv echtscheidingen en eenoudergezinnen

Answer 321

hoge comorbiditeit maar secundair

Answer 322

In de kindertijd vooral separatieangst

Answer 323

Plots, hallucinaties, helder bewustzijn

Answer 324

Plots, illusies, vervaagde omgeving ...

Answer 325

Progressief, ... ,...

Answer 326

Geen enkele

Answer 327

Kijken of de gestelde diagnose past bij de resultaten van de vragenlijst

Answer 328

Meten ernst van klachten

Answer 329

alle bovenstaande

Answer 330

intelligentie, zelfwaarneming, suïcidaliteit

Answer 331

iets met denken, zelfwaarneming, aandacht en concentratie

Answer 332

iets met abstractie, wederkerigheid, bewustzijn

Answer 333

ADHD en ASS kunnen niet samen voorkomen

Answer 334

mate van ernst wordt bepaald door hoeveelheid symptomen en de mate van disfunctioneren ofzoiets

Answer 335

disfunctioneren

Answer 336

4 presentaties

Answer 337

komt even veel voor bij meisjes en jongens maar gaat bij jongens vaker gepaard met gedragsstoornissen

Answer 338

omdat bij jongens meer aandacht wordt besteed aan schoolresultaten

Answer 339

komt minder vaak voor bij jongens, maar heeft ergere gevolgen

Answer 340

komt meer voor bij jongens dan bij meisjes

Answer 341

te veel emotieregulatie

Answer 342

te veel emotieperceptie

Answer 343

zwakke gewetensontwikkeling

Answer 344

ernst van de stoornis bepaald door de ernst van de deprivatie en niet zozeer door de zorg achteraf

Answer 345

Alle bovenstaande

	Creado por Chiara Roebben hace más de 3 años

Siguiente

Psychopathologie en psychiatrie examenvragen

Descripción

Resumen del Recurso

Pregunta 1

Pregunta 2

Pregunta 3

Pregunta 4

Pregunta 5

Pregunta 6

Pregunta 7

Pregunta 8

Pregunta 9

Pregunta 10

Pregunta 11

Pregunta 12

Pregunta 13

Pregunta 14

Pregunta 15

Pregunta 16

Pregunta 17

Pregunta 18

Pregunta 19

Pregunta 20

Pregunta 21

Pregunta 22

Pregunta 23

Pregunta 24

Pregunta 25

Pregunta 26

Pregunta 27

Pregunta 28

Pregunta 29

Pregunta 30

Pregunta 31

Pregunta 32

Pregunta 33

Pregunta 34

Pregunta 35

Pregunta 36

Pregunta 37

Pregunta 38

Pregunta 39

Pregunta 40

Pregunta 41

Pregunta 42

Pregunta 43

Pregunta 44

Pregunta 45

Pregunta 46

Pregunta 47

Pregunta 48

Pregunta 49

Pregunta 50

Pregunta 51

Pregunta 52

Pregunta 53

Pregunta 54

Pregunta 55

Pregunta 56

Pregunta 57

Pregunta 58

Pregunta 59

Pregunta 60

Pregunta 61

Pregunta 62

Pregunta 63

Pregunta 64

Pregunta 65

Pregunta 66

Pregunta 67

Pregunta 68

Pregunta 69

Pregunta 70

Pregunta 71

Pregunta 72

Pregunta 73

Pregunta 74

Pregunta 75

Pregunta 76