Pregunta 1
Pregunta
Bij kapitaalintensief produceren is de inzet van arbeid overbodig geworden.
Pregunta 2
Pregunta
Ondernemers zijn vragers op de arbeidsmarkt.
Pregunta 3
Pregunta
Een uitzendkracht heeft een contract voor onbepaalde tijd.
Pregunta 4
Pregunta
Een telewerkcontract kan zowel parttime als fulltime zijn.
Pregunta 5
Pregunta
Freelancers zijn werknemers die een contract op oproepbasis hebben afgesloten.
Pregunta 6
Pregunta
CAO staat voor Collectieve Arbeids Ongeschiktheid.
Pregunta 7
Pregunta
Het minimumloon geldt voor werknemers van 23 tot 65 jaar.
Pregunta 8
Pregunta
Nettoloon = brutoloon – loonheffing – premies werknemersverzekeringen.
Pregunta 9
Pregunta
Nettobetaling = nettoloon – overige inhoudingen + vergoedingen.
Pregunta 10
Pregunta
Brutoloon = arbeidskosten – nettobetaling.
Pregunta 11
Pregunta
Loonheffing bestaat uit loonbelasting en premies volksverzekeringen.
Pregunta 12
Pregunta
Een tegemoetkoming in de studiekosten die je baas betaalt, komt extra bij je nettoloon.
Pregunta 13
Pregunta
WW verzekert je tegen de financiële gevolgen van werkloosheid
Pregunta 14
Pregunta
Tijdloon motiveert de werknemer veel te presteren per uur.
Pregunta 15
Pregunta
Tijdloon kan goed ingezet worden bij het repareren van auto’s
Pregunta 16
Pregunta
Tijdloon komt de kwaliteit van het werk ten goede, omdat een werknemer zich niet hoeft te haasten.
Pregunta 17
Pregunta
Stukloon als beloningsstelsel is uitermate geschikt voor arbeid aan de lopende band.
Pregunta 18
Pregunta
Stukloon heeft het voordeel dat de loonkosten per product vaststaan.
Pregunta 19
Pregunta
Beloning volgens het loonstelsel van stukloon beïnvloedt de kwaliteit van de productie negatief.
Pregunta 20
Pregunta
Premieloon is een combinatie van tijdloon en stukloon
Pregunta 21
Pregunta
Een uurtarief is altijd lager dan het werkplaatstarief.
Pregunta 22
Pregunta
Het tarief voor een uur verpleging is te vergelijken met een werkplaatstarief, omdat er behalve
arbeidskosten ook andere kosten zijn opgenomen in dit tarief.
Pregunta 23
Pregunta
Alle betaalde uren zijn productieve uren.
Pregunta 24
Pregunta
Brutowinst – gewaardeerd loon = nettowinst.
Pregunta 25
Pregunta
Opbrengst verkopen – inkoopwaarde verkopen = brutowinst.
Pregunta 26
Pregunta
Nettowinst + gewaardeerd loon = bedrijfswinst.
Pregunta 27
Pregunta
Nettowinst + bedrijfskosten = brutowinst.
Pregunta 28
Pregunta
Bedrijfswinst is gelijk aan economisch resultaat