Pregunta 1
Pregunta
Lees onderstaande stellingen:
1. Genetische mutaties voor hematopoetische maligniteiten zijn zeer specifiek voor de maligniteit en zodoende komen algemene mutaties niet voor.
2. Hematologische maligniteiten kennen een cumulatie van genetische veranderingen in de tijd en zijn genetisch ook heterogeen.
Respuesta
-
Alleen stelling 1 is juist
-
Alleen stelling 2 is juist
-
Beide stellingen zijn juist
-
Beide stellingen zijn niet juist
Pregunta 2
Pregunta
Kennis van specifieke mutaties en de daardoor aangedane pathways in maligniteiten zijn nuttig voor:
Respuesta
-
Betere classificatie
-
Betere prognostiek
-
Betere behandeling
Pregunta 3
Pregunta
Match methode & doel van de methode:
1. Beenmerguitstrijk en biopt - [blank_start]celtelling (kwantitatief) en morfologie[blank_end]
2. Flowcytometrie - [blank_start]differentiatie eiwitten (membraan/intra)[blank_end]
3.Cytogenetica - [blank_start]grove chromosoomafwijkingen[blank_end]
4. Moleculaire diagnostiek - [blank_start]specifieke DNA veranderingen[blank_end]
Respuesta
-
celtelling (kwantitatief) en morfologie
-
differentiatie eiwitten (membraan/intra)
-
grove chromosoomafwijkingen
-
specifieke DNA veranderingen
Pregunta 4
Pregunta
Welke ziekte wordt het best omschreven door 'activatie signaalroute, verhoogde aanmaak maar normale differentiatie (functie)'?
Pregunta 5
Pregunta
Wat is de enige juiste aanwijzing voor het diagnosticeren van acute leukemie?
Respuesta
-
Aanwezigheid van anemie, neutropenie en thrombocytopenie ('pancytopenie') op basis van verdringen van normale hematopoiese door verandering micro-environment
-
Meer dan 20% leukoblasten in het beenmerg
-
Op basis van fenotype: door middel van flowcytometrie kan de lymfatische/myeloïde/ongedifferentieerde oorsprong achterhaald worden
-
Door de afwezigheid van leukocyten in het bloed: blasten hebben zich opgehoopt in het beenmerg en zorgen voor een leukopenie
Pregunta 6
Pregunta
Wat verwacht je NIET te vinden bij myelodysplasie?
Respuesta
-
Abnormale (dysplastische) cellen en ineffectieve uitrijping (onvoldoende productie)
-
Myeloblasten in het beenmerg <20%
-
Overgang in 1 op 3 patiënten naar acute leukemie
-
Afgenomen cellulariteit in het beenmerg en verlaagde apoptose
-
Dysplasie en cytopenie in bloed in een of meer cellijnen (anemie, thrombopenie, granulopenie)
Pregunta 7
Pregunta
Myeloproliferatieve neoplasmata zijn anders dan MDS en AL omdat eerstgenoemde een stamcelziekte is.
Pregunta 8
Pregunta
Myeloproliferatieve neoplasmata kunnen ingedeeld worden op Philadelphia-chromosoom positieve en negatieve varianten. Welke is positief?
Pregunta 9
Pregunta
Polycythemia vera is een kwantitatieve stoornis en wordt gekenmerkt door een te veel aan bloedcelproductie (erythrocytose), maar ook trombo- en leukocytose. Welke stelling hieronder is nog meer waar over PV?
Respuesta
-
De meest voorkomende mutatie van PV is een mutatie in CALR (calreticuline).
-
PV wordt naast erythrocytose ook gekenmerkt door extramedullaire hematopoiese, wat de erythrocytose verergert.
-
Bij polycythemia vera treden arteriële en veneuze tromboses op, waarvoor gewaakt moet worden.
-
Door de hoge mate van genetische instabiliteit vindt frequent overgang in lymfatische of myeloïde blastencrisis (acute leukemie) plaats.
Pregunta 10
Pregunta
Er zijn verschillende manieren/mutaties die leiden tot lymfomen/CLL. Wat is NIET een mechanisme?
Pregunta 11
Pregunta
Lymfatische maligniteiten worden onderverdeeld in Hodgkinlymfomen en non-Hodgkinlymfomen. Hieronder wat invulvragen.
Respuesta
-
Reed Sternbergcel
-
Reactieve lymfocyt
Pregunta 12
Pregunta
Non-Hodgkinlymfomen zijn hooggradig, blastaire lymfomen.
Pregunta 13
Pregunta
Het plaatje hierboven laat een spectrum van bloedeiwitten zien. De verhoogde piek in het rechterplaatje komt door de productie van [blank_start]m-proteïne[blank_end]. Dit eiwit wordt geproduceerd door maligne klonale transformaties van [blank_start]plasmacellen[blank_end].
Pregunta 14
Pregunta
Lees onderstaande stellingen over multipel myeloom:
1. Multipel myeloom kenmerkt zich door de aanwezigheid van meerdere haarden plasmacellen in het beenmerg.
2. Men moet aan de diagnose multipel myeloom denken bij hypercalciaemie en fracturen of bij amyloïdose.
Respuesta
-
Alleen stelling 1 is juist
-
Alleen stelling 2 is juist
-
Beide stellingen zijn juist
-
Beide stellingen zijn niet juist
Pregunta 15
Pregunta
Patiënt met MF krijgt een stamceltransplantatie en ontwikkelt huidafwijkingen en gastrointestinale afwijkingen. Zijn SC-transplantatie was: