Pregunta | Respuesta |
Ziekte/morbus | Toestand van het lichaam veroorzaakt door disfunctioneren van orgaanstelsels |
Besmetting | Het binnendringen van ziektekiemen |
Infectie | Verspreiden en vermenigvuldigen van ziektekiemen wat leidt tot ziektesymptomen |
Pathogeen | Ziekteverwekker |
Prevalentie | Het aantal gevallen per 1000 van de bevolking die op een specifiek moment ziek zijn |
Incidentie | Het aantal nieuwe gevallen van de aandoening in een bepaald tijdvak |
Incubatietijd | De tijd die verloopt tussen besmetting en infectie (geen symptomen) |
Bacillendrager | Iemand die gedurende lange tijd na een doorstane infectieziekte bacillen uitscheidt (niet ziek, wel besmettelijk) |
Commensaal | 'kostganger', in ons lichaam levende bacteriën die onder normale omstandigheden niet ziek maken |
Virulentie | ziekmakend vermogen van zowel virussen als bacteriën |
ontstaan en soorten infectieziekten | 1. Primaire infectie - porte d'entree 2. Secundaire infectie - indirect, complicatie 3. Superinfectie - infectie op infectie 4. Kruisinfectie - contactinfectie 5. Opportunistische infectie - alleen bij zeer lage weerstand |
Noem de 6 besmettingswegen /of porte d'entree | 1. cutaan (via de huid) 2. aërogeen (via de luchtwegen) 3. entraal (faeco) orale 4. genitaal (via de geslachtsorganen) 5. hematogeen (via het bloed) 6. verticale/horizontale besmetting (placenta naar baby) |
Desinfectie | het doden, inactiveren of verwijderen van ziekteverwekkende organismen |
Sepsis | bloedvergiftiging. zeer ziek door bacteriën die zich zelfs in de bloedbaan kunnen handhaven en vermenigvuldigen. |
pyemie | Elders in het lichaam vormen nieuwe abcessen na sepsis. Ziektekiemen vermeerderen zich in het bloed, verspreiden via de bloedbaan en veroorzaken op andere plaatsen in het lichaam ontstekingen |
Infiltraat | Ontsteking in dieper weefsel (ontstekingsvocht) en ontstekingscellen zitten massaal in de weefselspleten |
Abces | Een van tevoren niet bestaande holte gevuld met pus |
Therapie van een abces | Algemeen: ondersteunend (rust en goede verzorging) Lokaal: insnijden en zorgen voor drainage. |
Empyeem | Een van tevoren wel bestaande holte gevuld met pus (bijv. galblaas) |
Fistel | Pijpzweer. Gang naar buiten na doorbraak van een abces |
Infectieziekte | Besmettelijke ziekte, ziekte die ontstaat door besmetting met ziektekiemen |
Bacterie | - Een ééncellige organismen - Door delen kunnen ze zich zelfstandig vermenigvuldigen. - Te bestrijden met antibiotica |
Virus | - Een parasiet die geen eigen metabolisme heeft - niet gevoelig voor antibiotica. - Ze kunnen zich niet zelfstandig vermenigvuldigen. - Altijd een gastheer nodig (--> piraat kaapt een cel) en geeft de opdracht aan de cel nieuwe virussen aan te maken. |
Protozo | Een 1cellig dierlijk organisme dat behoort tot de grote groep van zoöplankton. Protozoa zijn parasieten van de mens en kunnen ernstige infecties zoals malaria, slaapziekte veroorzaken |
Schimmels | schimmels zijn draadvormige organismen. Ze zijn saprofyten in de natuur. Ze kunnen ook parasiteren op de mens. |
Bacteriekweek | kweken van bacteriën op voedingsbodem om ze te kunnen classifiseren |
Resistentie | Ongevoeligheid voor geneesmiddelen |
Ontsteking/inflammatio | Een nuttige reactie van het lichaam op beschadigt weefsel of op prikkels van buiten --> duim van Basil |
Oorzaken van ontsteking Noem er 7 | 1. heamatoom 2. thermisch letsel 3. allergische reactie (hooikoorts) 4. immunologische oorzaken 5. chemische prikkel (zuur) 6. mechanische prikkel (ongeval) 7. ziekteverwekkers |
Noem de verschijnselen van een lokale onsteking | 1. Rubor: roodheid door vasodilitatie 2. Tumor: zwelling door oedeem 3. Calor: warmte door toegenomen doorbloeding en toegenomen activiteit in de cellen 4. Dolor: pijn door lokale druk op de zenuwen 5. Functio laesa: gestoorde functie |
Ontstekingsmediatoren | In de beschadigde weefsels gaat een 'chemisch' alarm af, er worden stoffen afgegeven: - Histamine - Prostaglandine - Serotonine - Bradykinine --> activeren de ontstekingsverschijnselen |
systematische/algemene gevolgen van onsteking | 1. koorts 2. malaise 3. tachycardie, snellere hartslag 4. anorexie (geen eetlust) /lusteloosheid |
Vormen van onsteking | 1. Catarrale ontsteking (slijmvlies) 2. Infiltratieve onsteking 3. Necrotiserende onsteking |
Verschil tussen ontsteking en infectie | Een infectie is altijd door ziekteverwekkers veroorzaakt en is dus overdraagbaar! Ontstekingen treden op bij iedere schadelijke prikkel. dus ook bij niet overdraagbare prikkels (duim van Basil) |
Quarantaine | iemand wordt er van verdacht besmettelijk te zijn wordt geïsoleerd tot dat het duidelijk is dat hij zij niet (meer) besmettelijk is. |
Recidief /=recrudescentie | opnieuw optreden van ziekteverschijnselen, terwijl de patient eerst genezen leek. Of optreden van een zelfde ziekteverschijnsel op een andere plaats in het lichaam |
Afweer | Een natuurlijke reactie van een organisme dat zich lichamelijke, geestelijk of maatschappelijk bedreigt voelt |
Immunologisch systeem | Dit systeem reageert op vreemde prikkels in het lichaam door specifieke cellen en antistoffen te maken om zich te beschermen |
Aspecifieke afweer | De verdediging is tegen alle typen antigeen/ziekteverwekkers gericht en bestaat uit twee lijnen 1. huid en slijmvliezen 2. fagocytose door leukocyten |
Noem alle eerstelijns aspecifieke afweermechanismen op (horen bij huid en slijmvliezen) | 1. De epidermis (laag dode huidcellen, ondoordringbaar) 2. zweet en talgklieren --> scheiden zuur af 3. speeksel, slijm in de mondholte/neusholte, tranen 4. slijm van trilhaarslijmvlies in de luchtwegen 5. Maagslijmvlies en PH2 zuuroplossing 6. Urinewegen/zoute urine 7. Slijm in de vagina, licht zuur 8. Flora op de huid en darmen, goede bacteriën scheiden stoffen af die gericht zijn op slechte bacteriën. |
Wat is fagocytose (in de afweer) | Door leukocyten worden ziekteverwekkers opgeruimd. ze ruimen alles op wat ziekteverwekkend is (niet specifiek) |
Leukocytose | Bij een ontsteking neemt de vorming van leukocyten toe, om zoveel mogelijk ziekteverwekkers onschadelijk te maken. |
Leukocyten | Witte bloedcellen |
Specifieke afweer | - Door T-cellen (T1 t/m T4) Specifiek tegen de veroorzaker van een infectie en maken geen antistoffen - B-cellen = humorale afweer Delen zich tot plasmacellen en die maken immunoglobines (antistoffen) die aan de indringer hechten en de T-cel helpen bij herkenning BEIDEN (T- en B-cellen) maken geheugencellen |
Immuniteit Natuurlijk | Actieve immuniteit - door het doormaken van een ziekte - niet altijd blijvend --> prikkelt de B-cellen om antistoffen de produceren Passieve immuniteit - overdracht placenta/moedermelk - gedurende 6 maanden van het leven - voor ziektes waarvan de moeder antistoffen had |
Immuniteit Kustmatig | Actief - door vaccinatie: toedienen van verzwakte of gedode ziektekiemen/onschadelijk gemaakte toxine. Dus in alle gevallend oor antigeen zelf. --> prikkelt de B-cellen om antistoffen de produceren Passief - Antiserum: kant-en-klare antistoffen die gemaakt zijn door een ander mens/dier (vaak gebruikt bij slangenbeten) |
Antigeen | Een vreemde stof/ziekteverwekker dat ons lichaam binnenkomt - voorwerpen van metaal - chemische stoffen - delen van planten - micro-organismen: bacteriën, virussen, schimmels, protozoa |
lichaamstemperatuur -meten- | Meten van de lichaamstemperatuur - Rectaal (via de anus) - Oraal (via de mond) - Axillair (via de oksel) |
Temperatuurregulatie | Dit vindt plaats in de verlengde merg en in de hypothalamus (gebied in de hersenen) - in de huid: temperatuurgevoelige sensoren - in de hersenen: temperatuur regulerende centra |
Temperatuurregulatie reflexen kou | 1. metabolisme stijgt sterk 2. O2 consumptie stijgt hierdoor 3. Perifere vasoconstrictie 4. spierspannig (bleek, kippenvel, rillen) 5. afname zweetsecretie |
Temperatuurregulatie reflexen warmte | 1. vasodilatatie 2. rode huid 3. toename zweetsecretie |
Normale lichaamstemperatuur | Normale lichaamstemperatuur, tussen 36,5 graden en 37,5 graden Celsius. |
sub-febriele lichaamstemperatuur | Tussen 37,5 en 38 graden Celsius mate van temperatuurstijging, maar TOT 38 graden |
Koorts | Tussen 38 en 41 graden Celsius Wanneer de lichaamstemperatuur 38 graden celsius is of HOGER |
Hypertermie | De lichaamstemperatuur is HOGER dan 41 graden Celsius |
Hypothermie | Onderkoeling/ondertemperatuur De lichaamstemperatuur is onder de 35 graden Celsius |
Bouw van de huid | 1. Epidermis (opperhuid) 2. Dermis (lederhuid) Subcutis onderhuidsbindweefsel (Hoort NIET bij de huid)!! |
Functies van de huid | 1. Bescherming (mechanisch, chemisch, biologisch (bacteriën), straling UV en uitdroging). 2. Uitscheiding Water verdamping, zout 3. Temperatuurregulatie Vasoconstrictie, vasodilatatie en transpiratie 4. Synthese van vitamine D ergosterol wordt in de huidcellen m.b.v. UV straling omgezet in vit. D 5. sensorische functie druk, pijn, tast en temperatuur |
Kerntemperatuur | De gemiddelde temperatuur van 37 °C noem je de kerntemperatuur. De temperatuur om de organen. |
Schiltemperatuur | De (lagere) temperatuur om de kerntemperatuur heen. - verder van de kern af wordt de temperatuur in het lichaam lager, armen, benen, voeten - De 'grens/overgang' veranderd bij inspanning! |
Wat is een wond? | Elke verbreking in de natuurlijke (en/of functionele) samenhang van een weefsel |
Open wond | - Huid of slijmvlies zijn beschadigd - Er is contact met de buitenwereld van dieper gelegen weefsels - Infectiegevaar - Gevaar van sepsis |
Gesloten wond | - Een weefselbeschadiging waarbij de huid/slijmvlies in tact zijn gebleven - Geen contact met de buitenwereld van diepere weefsels - Geen infectiegevaar |
Symptomen rode wond | - Wond is aan het helen - De wond is goed doorbloed - Kan oppervlakkig zijn of diep |
Symptomen gele wond | - Heeft vaak veel wondvocht (denk aan ontsteking) - Pus kan duiden op een ontstoken wond - Wordt veroorzaakt door een infectie - De wond moet ontsmet worden |
Symptoom zwarte wond | - duidt op necrotisch weefsel - necrotisch weefsel is voedingsbron voor micro-organismen - necrotisch weefsel moet weggesneden worden |
Brandwonden Noem de kenmerken 1e graads | - schade beperkt tot epitheel - wond is rood en pijnlijk |
Brandwond 2e graads | - Schade tot dermis - roodheid, blaren en veel pijn |
Brandwond 3e graads | - wit/bruine/zwarte verkleuring (zoals bij gekookt vlees) - necrose / gangreen treedt op (afgestorven weefsel) |
¿Quieres crear tus propias Fichas gratiscon GoConqr? Más información.