Creado por arjan kock
hace casi 8 años
|
||
Pregunta | Respuesta |
Zomereik Vrucht = eikel. Zaden die door dieren (Gaai, Eekhoorn) verspreid worden. Gegroefde stam met veel kevertjes en mieren. Lokt daarmee vogels | |
Paardekastanje Stedelijk landschap Voortplanting planten Vrucht = kastanje. Zaden zitten in deze stekelige vrucht. | |
Beuk Bos- en heidelandschap Kringloop Ook aanpassing Vrucht = beukennootje. Voedsel voor eekhoorns en vogels (Gaai, Eekhoorn). Dit zijn dus zaden die door dieren verspreid worden. Krijgt pas laat in het voorjaar blad, waardoor bloemen onder de bomen voor die tijd al kunnen bloeien (genoeg zonlicht). | |
Berk Bos- en heidelandschap, duinen Voortplanting planten Veel kleine lichte zaadjes die door de wind verspreid worden. berkenvrucht | |
Gewone Vlier Bos- en heidelandschap, duinen Voortplanting planten. Ook relatie mens Struik met vruchten (vlierbessen). Deze worden door vogels gegeten. Vogels poepen de zaadjes uit (zaadverspreiding). Vlierbessen zijn eetbaar (o.a. sap) | |
Meidoorn Bos- en heidelandschap, duinen Aanpassing voedsel Heeft doornen om vraat tegen te gaan. | |
Els Waterlandschap Voortplanting planten In het voorjaar elzenkatjes: bestuiving door de wind. Zaden in elzenproppen, die een beetje op kleine denneappels lijken | |
geoorde wilg. Waterlandschap Voortplanting planten Ook aanpassing seizoen Bloemen in katjes: bestuiving door de wind. De katjes komen voordat de boom in blad zit, dat is handig voor de plant die door de wind wordt bestoven | |
Kers Agrarisch landschap Voortplanting planten Bestuiving: insecten gelokt door geur en kleur bloemen. Zaadverspreiding door vogels die kersen eten. | |
Plataan Stedelijk landschap Echte stadsboom. | |
Noorse Esdoorn. Stedelijk landschap Voortplanting planten Zaden met vleugels (2 zaden bij elkaar als een helicoptertje met 2 schroefbladen). Zaden verspreid door de wind. | |
Hazelaar Stedelijk landschap Relatie mens Boom groeit meestal in struikvorm. Vrucht = hazelnoot: eetbaar (plukken, tweede helft augustus; laten drogen en zo eten of verwerken (taart maken)) | |
Bottelroos Stedelijk landschap. Aanpassing voedsel Ook relatie mens. Roos lokt insecten door geur en kleur. Bestuiving door insecten. Struik met vruchten (rozebottels): eetbaar (jam maken). Doornen om vraat tegen te gaan. Geschikt om in één struik cyclus van knop, bloem, bevruchting en vruchtvorming te laten zien. | |
Klimop Bos- en heidelandschap, ook stedelijk landschap aanpassing omgeving Hecht zich vast op ondergrond en kan daardoor “’klimmen”. Ook in stadstuinen en parken als bodembedekker of als haag. | |
Fijnspar (naalden los, solo) Bos- en heidelandschap, duinen Aanpassing omgeving Voortplanting planten (zie Grove den) Groeit op droge en/ of koude grond waar wateropname moeilijk is. Door naalden met waslaagje verdampt weinig water. Dit is onze kerstboom! | |
Grove Den (naalden in 2tal, duo) Bos- en heidelandschap, duinen Aanpassing omgeving (zie fijnspar) Voortplanting planten Zaadjes in denne-appel (uit elkaar halen). Aan denne-appels vaak vraatsporen van eekhoorns en vogels te zien. | |
Lariks (naalden in groepjes, legio) Bos- en heidelandschap Enige naaldboom die in de herfst alle naalden verliest. De andere naaldbomen verliezen ook geregeld hun naalden maar verspreid door het jaar heen -> nooit een kale boom. Groeit vnl. in het oosten van het land en is in het westen in veel parken aanwezig. | |
Iep. Stedelijk landschap Bladeren zijn veernervig met een gezaagde bladrand. Let op ongelijke bladvoet. Kan last hebben van de iepziekte, die wordt overgebracht door de iepenspintkver. Veel aangeplant langs de Amsterdamse grachten. | |
Ginkgo. Stedelijk landschap Deze boom is een levend fossiel, hij is nagenoeg onveranderd gebleven sinds de tijd van de dinosauriërs. De 'vruchten' van de ginkgo zijn botanisch gezien de zaden. Doordat de zaadhuid vlezig is, lijken het vruchten. | |
wilde eend Mannetje kleurrijk, met uitzondering van de ruiperiode. Vrouwtje bruine schutkleur omdat alleen zij broedt. ‘Zeeft' met snavel voedsel uit het water. Zwemvliezen | |
Knobbelzwaan Lange, buigzame nek om onder water naar voedsel te zoeken. Zwemvliezen. | |
Meerkoet Zwart, met witte bles en witte snavel. Duikt om aan voedsel (plantjes en diertjes) te komen. Hakt zoetwatermosselen open. Heeft lobben aan de tenen om beter te kunnen zwemmen en duiken. | |
Waterhoen Kan niet onder water zwemmen (geen zwemvliezen), heeft wel lange tenen om makkelijk over watervegetatie te lopen. Eet ’s zomers vooral dierlijk voedsel en ’s winters vooral plantaardig voedsel. | |
Fuut Slank lijf en 'platte tenen' om goed onder water vis te vangen. Uitgebreid baltsgedrag. Ouder zwemt (en duikt) regelmatig met kleintjes op de rug. Is ook steeds vaker in de stad te vinden door de verbetering van het waterkwaliteit. | |
Blauwe reiger Kan stokstijf stilstaan aan de waterkant en loert op kikkers, vissen en eendenkuikens. Lange 'waadpoten'. Is een cultuurvolger, wat wil zeggen dat hij zich aangepast heeft aan het leven in de stad. Is bijvoorbeeld regelmatig te vinden bij sportvissers. | |
Kokmeeuw Je ziet de kokmeeuw veel in steden omdat hij daar gemakkelijk aan voedsel kan komen (o.a. weggeworpen etensresten). | |
Kievit Legt eieren met een schutkleur in een open nest op de grond. Nestvlieders: jongen zoeken meteen zelf voedsel. | |
Torenvalk Roofvogel. Kan op een plaats met flapperende vleugels in de lucht hangen (bidden) en loert naar voedsel (muizen). Veel te zien langs wegen omdat in de berm veel muizen voorkomen. | |
Buizerd In Nederland veel voorkomende grote roofvogel. Staat aan het einde van voedselketens. Ook veel langs wegen te zien i.v.m. voedsel (vnl. muizen). | |
Bosuil Eet o.a. muizen en kleine vogeltjes; maakt braakballen van onverteerbaar voedsel zoals botjes en haren; heeft 's nachts grote pupillen. Bekend om de lugubere roep van het mannetje. | |
Grote bonte specht maakt nest in holle boom; roffelt met snavel = territoriumafbakening; hakt in de schors en haalt daar met tong insecten uit. In tegenstelling tot andere vogels heeft de specht 2 tenen naar voren en 2 naar achteren. De implanting van de snavel in de schedel is aangepast om hersenletsel als gevolg van het hakken in het hout te voorkomen. | |
Huismus nestelt vaak onder dakpannen of in muurspleten; krijgt het daardoor steeds moeilijker omdat in de moderne bebouwing te netjes gebouwd wordt en bij renovatie huizen worden aangepast | |
Merel mannetjes (zwart met gele snavel) hoor je vaak in bomen of van daken zingen: geeft zo territorium aan | |
Spreeuw spreeuwen vormen soms enorme zwerm (bescherming tegen roofvogels) en vliegen gezamenlijk naar een slaapplaats; daardoor berucht om poep ('schijtlijster') | |
Koolmees kenmerkende zwarte “stropdas”; nestelt vaak in nestkastjes (holenbroeder); komt in de winter af op vetbollen en pinda's | |
Roodborst Mannetje en vrouwtje hebben allebei een rode borst omdat ze in de winter solitair leven. Het mannetje en het vrouwtje hebben dan beide een eigen voedselterritorium. Overigens zijn de vogels die wij ’s winters zien vooral trekvogels uit Scandinavië. | |
Gierzwaluw Lange puntige vleugels, wendbare vlieger. Paart en slaapt in de vlucht, komt nooit aan de grond. Zomergast (mei t/m juli); zie boerenzwaluw | |
Boerenzwaluw Spitse snavel. Insecteneter. Omdat er 's winters weinig insecten zijn, trekken ze in het najaar naar het zuiden | |
Halsbandparkiet Nieuwkomer in stedelijke omgeving. Holenbroeder, verdringt inheemse soorten. Valt vooral op omdat ze zo luidruchtig zijn in de vluch | |
Ekster Kraaiachtige met zwart-wit verenkleed. Eet vooral (larven van) insecten, voedt jongen ook met eieren en jonge dieren om in eiwitbehoefte te voorzien. | |
Zwarte kraai Grote kraaiachtige, helemaal zwart, maakt kenmerkend krassend geluid. Eet zaaigoed (nadeel voor boer), maar ook veel emelten (voordeel). | |
Struik met vruchten (bramen). Deze worden door vogels gegeten. Vogels poepen de zaadjes uit (zaadverspreiding). | |
De zilvermeeuw komt voor langs de kusten van Europa, en ook verder landinwaarts. Ze eten van alles: in hun natuurlijke kustomgeving vooral mosselen, kokkels, krabbetjes, en wormen, in de stad ook allerlei afval. | |
sneeuwklokje Bloeit vroeg in het voorjaar en verbruikt dan reservevoedsel uit bol; zie je soms in bloei staan terwijl er nog sneeuw ligt… | |
waterlelie Grote op het water drijvende bladeren en bloemen (in sprookjes komen elfjes vaak uit waterleliebloemen…) | |
brandnetel Bladeren hebben brandharen die bij aanraking een branderig gevoel geven | |
gras Kringloop Groeit bijna overal; veel verschillende soorten: o.a. maïs; grassen zijn belangrijke voedselbron voor mens en dier | |
madeliefje Groeit tussen het gras (made = grasland); veel kinderen hebben er wel eens ooit kransen van gemaakt | |
heide Wordt in stand gehouden door begrazing > schapen vreten jonge bomen en struiken weg en houden het gebied open (zou anders bos worden) | |
klaproos Vaak in groepen bloeiende, felrode bloemen op dunne stelen; zaad verspreid door vogels en wind | |
scherpe boterbloem Kleine gele bloemen met nectar waardoor insecten gelokt worden | |
mos Maakt sporen in doosjes; sporendoosjes staan op steeltjes die boven het mos uitsteken | |
varen Aan de onderkant van de bladeren vaak bruine sporenhoopjes te zien | |
grote klis Vruchten hebben haakvormige uitsteeksels die aan kleren blijven plakken: zaadverspreiding | |
herderstasje Vruchtjes hartvormig met een streep in het midden: een leuk tasje voor een kabouterherdertje... | |
ooievaarsbek Vrucht lijkt op snavel van ooievaar; als de vruchten droog zijn, springen ze open en slingeren de zaden weg | |
paardebloem Zaadpluis: aan elk 'pluisje' zit een zaadje dat door de wind verspreid wordt (150-250 per pluizenbol) | |
witte klaver Nectar zit diep, alleen een uitrolbare hommeltong kan erbij en voor bestuiving zorgen | |
witte dovenetel Lijkt op brandnetel, maar is iets kleiner en prikt niet; heeft witte bloemen; insectenbestuiver | |
gele lis Groeit langs oevers tussen het riet; grote gele bloem lokt insecten voor de bestuiving; drijvende zaden worden verspreid door het water | |
grote lisdodde Groeit langs oevers tussen het riet; bekend van de grote, bruine 'sigaren' die vol zaadpluis zitten | |
riet Grassoort; de bloemen zijn de rietpluimen (windbestuiver) | |
weegbree Windbestuivers waarbij de bladeren bij de meeste soorten parallelnervig zijn. Hierdoor doen ze wat aan grassen denken. Ze groeien op een onverhard pad verder naar het midden toe dan bijna alle andere planten en grassen, omdat deze laatsten door regelmatige vertrapping uiteindelijk verdwijnen. | |
algen, waterflap. De verschillende soorten algen spelen een belangrijke rol in de kringloop van het waterlandschap, is voedselbasis voor veel voedselketens | |
teunisbloem De plant bloeit van eind juni tot midden augustus. De zaden van de meeste soorten rijpen van augustus tot oktober. De zaaddoos bevat circa 200 zaadjes waaruit een kostbare olie wordt gewonnen | |
koolzaad Het koolzaad bevat 40 tot 45% olie, wat voor vele toepassingen gebruikt wordt, onder andere ook voor biodiesel. | |
fluitekruid Het fluitenkruid dankt zijn naam aan het feit dat van de stengel fluitjes gemaakt kunnen worden. Om een fluit te maken moet bij een holle fluitenkruidpijp, met onderaan een dichte knoop, ongeveer halverwege een snee overlangs gemaakt worden. | |
kleine watersalamander Legt in het voorjaar eieren in het water en trekt daarna het land op. Heeft geen beschermlaag tegen uitdroging. Zoekt schaduwrijke, vochtige plekken op. | |
geelgerande waterkever Kan luchtbel mee onder water nemen om adem te halen en daardoor langer onder water blijven om prooi te vangen | |
schaatsenrijder Heeft lange dunne poten en kan op het water lopen. Vandaar schaatsenrijder. Leeft van andere insecten. | |
watervlo Klein diertje dat als voedsel dient voor andere waterdieren. Gemakkelijk te verzamelen met fijnmazig schepnet. | |
groene kikker Uit eitjes (kikkerdril) komen larven (kikkervisjes) met uitwendige kieuwen. Ze krijgen pootjes en longen en gaan aan land. | |
bruine kikker Uit eitjes (kikkerdril) komen larven (kikkervisjes) met uitwendige kieuwen. Ze krijgen pootjes en longen en gaan aan land. Minder algemeen dan groene kikker. | |
mol Aangepast aan graven (molshopen) en leeft onder de grond. Schopvormige poten, spitse kop, bijna blind. | |
kruisspin Maakt web om prooi te vangen. In huis zie je vaak hooiwagens (spinnen met erg lange poten). | |
lieveheersbeestje Eten bladluizen. Schrikken door hun felle kleur vijanden af. | |
regenworm de bodem luchtig en dat is belangrijk voor de wortels van planten. Is voedsel voor bijvoorbeeld merels. | |
bladluis Is vooral aan de onderkant van bladeren te vinden. Leeft van plantensap. Wordt gegeten door bijvoorbeeld. lieveheersbeestjes en wordt door mieren gemolken. | |
oorworm Eet vooral plantaardige voedselresten. Tang speelt rol bij paring. Volwassen oorworm kan vliegen, maar doet dit niet vaak. | |
pissebed Leeft op donkere, vochtige plaatsen. Eet dood plantaardig materiaal. Is een belangrijke schakel in kringloop van mineralen. | |
huisjesslak Actief bij warm en vochtig weer. Ogen op steeltjes. Vraatsporen, slijmspoor; ook bekend is de naaktslak die geen huisje heeft. | |
sprinkhaan Ontwikkeling Lange achterpoten om te springen. Vervelt. Jonge sprinkhaan is na elke vervelling een stukje groter. | |
rode bosmier Ontwikkeling Mieren leven met veel bij elkaar: mierenhoop. Taakverdeling. | |
naaktslak Komen tevoorschijn bij vochtig weer. ’s Nachts actief om warmte en zonlicht te vermijden. Kunnen veel schade aan gewassen veroorzaken (bladvraat). Eten ook dood plantaardig materiaal. | |
zwarte mier Mieren leven met veel bij elkaar. Taakverdeling. | |
egel Aanpassing seizoen Rolt zich op bij gevaa. Kan in de winter weinig voedsel vinden(bv. slakken) en houdt daarom winterslaap | |
elfenbankje groeit op dode bomen; kenmerkende vorm: als 'bankje' aan de stam van een boom | |
vliegenzwam vanwege 'rood met witte stippen' de bekendste paddenstoel; is giftig. | |
grote koolwitje Dit is het meest voorkomende vlindertje in Nederland en dat komt dan vooral door de grote voortplantingssnelheid van dit dier . Zoals de naam aangeeft voedt het zich vooral met de koolsoorten , maar ook met mosterdplanten. | |
huisvlieg De huisvlieg is veruit de meest voorkomende vlieg in en rond alle types van stallen. Mest en rottende voedselresten zijn uitstekende broedplaatsen. De volwassen huisvlieg voedt zich met voedselresten, ze steekt niet.De huisvlieg heeft een enorme reproductiecapaciteit. | |
konijn in stadsparken, maar ook veel in de duinen omdat ze in zanderige grond goed holen kunnen graven | |
gewone pad paddentrek: in het voorjaar trekken padden massaal naar waterrijk gebied, dan worden er veel dood gereden; dril in snoeren | |
wesp Kan meerdere keren steken | |
honingbij koningin legt eitjes die door darren bevrucht zijn; werksters verzamelen stuifmeel en nectar en verzorgen larven die uit eitjes komen; kan 1 keer steken | |
libel leeft op het land; legt eitjes in het water of op waterplanten; larven vervellen in het water (geen pop) | |
steekmug vrouwtje steekt en zuigt bloed; legt eitjes in het water; larven groeien in het water; volwassen dier leeft op het land | |
haas is forser dan konijn; nest is soort kuiltje in de grond; jongen zijn daar onbeschermd voor vijand en kunnen het nest | |
hommel dik en behaard; stuifmeel blijft in 'vacht' hangen; zie je al vroeg in het voorjaar op vroegbloeiende planten; niet agressief, kan wel steken | |
vleermuizen luisteren naar de echo van geluiden die zij zelf maken. De korte ultrasone geluiden die de vleermuis uitzendt kunnen wij niet horen. Deze geluiden weerkaatsen tegen alles in de omgeving. De vleermuis haalt | |
eekhoorn Veel eekhoorns leggen wintervoorraden aan. Ze kunnen veel van die voedselvoorraadjes terugvinden met hun neus! Ze ruiken de nootjes zelfs onder een meter sneeuw. | |
dagpauwoog De dagpauwoog is een van de bekendste en vlinders door zijn grootte, afstekende kleuren en oogvlekken en vrij algemene voorkomen. Frequente bezoeker van de vlinderstruik, waar hij nectar uit de bloemen zuigt. | |
atalanta Je kunt deze vlinder vrijwel overal tegenkomen, tot meer dan 2000 meter hoogte in de Alpen. Ze overwinteren in Zuid-Europa en trekken in het voorjaar naar het noorden. De vliegtijd in onze streken is van mei tot oktober. Ze leven vooral van nectar, maar ook wel van boomsappen en rottend fruit. De nectar likken ze op met hun lange roltong die normaal opgerold is. |
¿Quieres crear tus propias Fichas gratiscon GoConqr? Más información.