Werk jij graag? (–)
Werk jij graag? (+)
Leer jij graag Nederlands? (–)
Leer jij graag Nederlands? (+)
Ga jij graag op restaurant? (–)
Ga jij graag op restaurant? (+)
Doe jij graag de afwas? (–)
Doe jij graag de afwas? (+)
Zwem jij graag? (–)
Zwem jij graag? (+)
Fitnes jij graag? (–)
Fitnes jij graag? (+)
Kom jij graag naar de les? (–)
Kom jij graag naar de les? (+)
Luister jij graag naar jazz? (–)
Luister jij graag naar jazz? (+)
Zing jij graag? (–)
Zing jij graag? (+)
Studeer jij graag talen? (–)
Studeer jij graag talen? (+)