Marloes Steeg
Test por , creado hace más de 1 año

Hoofdstuk 3 Kosten van grond en hulpstoffen

150
1
0
Marloes Steeg
Creado por Marloes Steeg hace más de 8 años
Cerrar

Hoofdstuk 3 Kosten van grond en hulpstoffen

Pregunta 1 de 17

1

Een juist voorbeeld van een hulpstof bij het maken van een bureau is

Selecciona una de las siguientes respuestas posibles:

  • een schroef.

  • energie voor de zaagtafel.

  • de rubber dopjes onder de poten tegen het beschadigen van de vloer.

Explicación

Pregunta 2 de 17

1

De grondstofprijs bestaat onder andere uit

Selecciona una de las siguientes respuestas posibles:

  • de inkoopprijs, de opslagkosten en de opruimkosten van afval.

  • de inkoopprijs, de inkoopkosten, de vervoerskosten.

  • de inkoopkosten, de vervoerskosten, de opslagkosten, de kosten van afval.

Explicación

Pregunta 3 de 17

1

Het bruto grondstofverbruik is altijd groter dan de netto hoeveelheid grondstofverbruik.

Selecciona uno de los siguientes:

  • VERDADERO
  • FALSO

Explicación

Pregunta 4 de 17

1

De kans op afval wordt groter bij grondstof met een lagere kwaliteit.

Selecciona uno de los siguientes:

  • VERDADERO
  • FALSO

Explicación

Pregunta 5 de 17

1

De opbrengst van afval zorgt ervoor dat de grondstofkosten per product lager worden.

Selecciona uno de los siguientes:

  • VERDADERO
  • FALSO

Explicación

Pregunta 6 de 17

1

Uitval is het verschil tussen het bruto en netto grondstofverbruik.

Selecciona uno de los siguientes:

  • VERDADERO
  • FALSO

Explicación

Pregunta 7 de 17

1

Een product weegt 6 kg. Er ontstaat 35% afval tijdens het productieproces. Hoeveel grondstof heb je
nodig voor het produceren van tien producten?

Selecciona una de las siguientes respuestas posibles:

  • 60 kg.

  • 81 kg.

  • 92,3 kg.

Explicación

Pregunta 8 de 17

1

Het nettoverbruik bedraagt 4,2 liter. 30% van de grondstof gaat onvermijdbaar verloren. 1 liter kost
€ 7,50. Hoeveel bedragen de grondstofkosten per product?

Selecciona una de las siguientes respuestas posibles:

  • € 31,50.

  • € 40,95.

  • € 45.

Explicación

Pregunta 9 de 17

1

Keuring van eindproducten is nodig om te bepalen of

Selecciona una de las siguientes respuestas posibles:

  • de juiste hulpstof is gebruikt.

  • er niet te lang aan het product is gewerkt.

  • het product aan de gestelde eisen voldoet.

Explicación

Pregunta 10 de 17

1

Uitval

Selecciona una de las siguientes respuestas posibles:

  • verhoogt de kostprijs van een goedgekeurd product.

  • voorkomt afval bij een product met hoge kwaliteit.

  • is vermijdbaar en daarom een vorm van verspilling.

Explicación

Pregunta 11 de 17

1

De kosten van de uitval moet je bij de overige kosten optellen.

Selecciona uno de los siguientes:

  • VERDADERO
  • FALSO

Explicación

Pregunta 12 de 17

1

De kostprijs van een ongekeurd product is hoger dan de kostprijs van een goedgekeurd product.

Selecciona uno de los siguientes:

  • VERDADERO
  • FALSO

Explicación

Pregunta 13 de 17

1

Uitval kan ook kosten met zich meebrengen.

Selecciona uno de los siguientes:

  • VERDADERO
  • FALSO

Explicación

Pregunta 14 de 17

1

Bij een uitval van 10% zal de kostprijs met 10% dalen.

Selecciona uno de los siguientes:

  • VERDADERO
  • FALSO

Explicación

Pregunta 15 de 17

1

Afval ontstaat tijdens het productieproces, terwijl uitval pas na het productieproces kan ontstaan.

Selecciona uno de los siguientes:

  • VERDADERO
  • FALSO

Explicación

Pregunta 16 de 17

1

Door 4% uitval wordt de kostprijs van een ongekeurd product met een waarde van € 60

Selecciona una de las siguientes respuestas posibles:

  • verhoogd met € 2,50.

  • verlaagd met € 2,40.

  • verhoogd met € 2,40.

Explicación

Pregunta 17 de 17

1

UItval levert € 3 per product op. Bij een uitval van 12% en een kostprijs van € 8,80 voor een ongekeurd
product, zal de prijs van een goedgekeurd product

Selecciona una de las siguientes respuestas posibles:

  • € 5,80 bedragen.

  • € 7,74 bedragen.

  • € 9,59 bedragen.

Explicación