Psychopathologie flash cards

Description

De belangrijkste begirppen en modellen.
imke
Flashcards by imke, updated more than 1 year ago
imke
Created by imke almost 11 years ago
372
0

Resource summary

Question Answer
college 1 Inleiding .
Egodystoon Egosyntoon Voelt als waar aan en alsof het van jezelf is. Wordt ervaren als buiten jezelf, niet mer jezelf verbonden
Obsessies Terugkerende gedachten, voorstellingen, impulsen, onderdrukken/negeren lukt niet--> zijn egodystoon.
Compulsies Herhaald, stereotiep gedrag. Schijnbaar doelmatig, geel doel op zichzelf. Niet realistisch, buitensporig.
Model Salkovskis: OCS
college 2 Eetstoornissen .
Lanugo self-serving body image Overmatige lichaamsbeharing Mensen zien het mooie aan zichzelf en lelijke aan andere (bij AN omgekeerd)
Zwak syndroom sterk syndroom Een serie van symptomen waarvan een subset ook voldoende is. Serie van symptomen die allemaal aanwezig dienen te zijn.
Causaal modelleren biologisch niveau (ook omgevingsinvloeden)--> cognitief niveau-->gedragsniveau
behandeling AN 1. Vergroten motivatie 2. Herstel gewicht/eetgedrag (iig deels) 3. CGT en PMT.
- Klein levin syndroom - Tell tale signs (BN) - 's nachts vreetbuien - Wonden aan handen, rare wangen, stinkende adem, gesprongen aders in ogen
college 3 Schizofrenie .
Model van college (schizofrenie), in trechtervorm. Leg uit.
Stress-kwetsbaarheidshypothese Kwetsbaarheid (aanleg) vanuit de persoon is in interactie met de omgevingsfactoren (stress), spelen rol bij ontstaan van schizofrenie.
Dopamine hypothese overactiviteit van DA-synapsen zorgt voor schizofrenie.
Reward en Salience bij schizofrenie Reward: striatale signalen verminderd bij negatieve symptomen. Salience: PFC signalen verhoogd bij Schizofrenie
Neurocognitief model (van der gaag) 1 Cognitieve tendensen: Tom problemen, externaliseren 2 Neurobiologie(bottom-up): intrusies, gedachte versnelling 3. Consolidatie: selectieve aandacht, vermijdingsgedrag 4. Cognitieve appraisal(top down): inductief/deductief redeneren
Data gathering bias ("jumping to conclusions") Source monitoring bias Besluiten op grond van weinig informatie. Daarbij erg zelfverzekerd, weinig overwegingen, en weinig consultatie (wanen)Neiging om eigen gedachten en uitspraken aan een ander toe te schrijven. Sterker als proefpersoon aandacht op zichzelf vestigt en als emotionele arousal toeneemt. (Hallucinaties)
Stage model self-stigma 1. Awareness 2. Agreement 3. Apllication 4. Harm
Hierarchy disclosure strategies 1. Social avoidance 2. Secrecy 3. Selective disclosure 4. ndiscriminant disclosure 5. Broadcast
Wanen hallucinaties Sterke en vreemde overtuiging ondanks bewijzen voor het tegendeel Ervaring van geluiden/beelden zonder externe prikkel
DSM5 course specifiers Specify current severity Geven meer detail over gescheidenis en verloop om stigmatisering te voorkomen. Op 8 gebieden wordt ernst gescoord, vormt als je het samenvoegt soort van spinnenweb.
Attenuated psychosis syndrome A. 1 van 3: delusies, hallucinaties, gedesorganiseerde spraak B. 1 keer per week voor 1 maand. C. begonnen/erger geworden afgelopen jaar. D. Distressing/Disabling E. niet anders uit te leggen. F. Nooit voldaan aan criteria voor psychotische stoornis
college 4 Hallucinaties, wanen, confabulaties .
Confabulatie Is een 'leugen' over een onderdeel uit iemands leven. Dit kan een verdraaide herinnering zijn, of complete opvulling (verzonnen) van een gat in het geheugen
Oorzaak wanen/confabulaties Ventromediale lesie. Zorgt voor slechte monitoring.
Plato's cave allegory Werkelijkheid wordt gepresenteerd in ons hoofd. Plato 'bewees' hier mee dat als mensen in een grot opgroeien met enkel een bepaald beeld, dat dat hun werkelijkheid is. Bij het buiten komen beseffen ze dat dat niet de werkelijkheid was. Als er dus iets mis gaat in waarnemen/denken of geheugen kan dat leiden tot verkeerde beelden. Er bestaat geen waarnemen zonder geheugen en die bestaan niet zonder denken.
Reconstructieproces van episode, Raaijmakers
Psychose Een psychiatrisch toestandsbeeld waarbij de patiënt het normale contact met de realiteit geheel/gedeeltelijk kwijt is. Zijn positieve en negatieve symptomen.
Illusie Foute interpretatie van de werkelijkheid
Input/output probleem hallucinaties? psycho-sensorisch: input Psycho-motorisch: output --> Tamburini: probleem in sensorimotor gebieden van taal.
Mogelijke cognitieve biases bij wanen (Lemmers-Jansen) -Monitoring -Aandachtsbias -Theory of mind - Attributiestijl Data gathering bias: jumping to conclusions
Two deficit hypothesis (coltheart) Een delusie kan veroorzaakt worden door een gezamelijke aanwezigheid van twee factoren. 1. Zorgt voor de inhoud (context, specifiek.sterk) 2. Doorzetten van de delusie (zwak hypothese evaluatie systeem)
Confabulaties hoofdcategorieën 1. partiële falsificaties: deel is incorrect, herinnering is wel een echte ervaring, maar iets verdraaid. 2. Volledige falsificatie: niks is gebaseerd op echte herinnering.
Verklaringen confabulaties 1. Gap filling: Opvullen om positieve inkleuring te geven aan het verhaal. 2. Temporele benadering: gaat mis met het tijdsbewustzijn. 3. Reproductieverklaring: Je hebt cues nodig om dingen op te halen, gaat niet meer automatisch. Ondermeer door niet meer te kijken of ino past bij wat je wil hebben.
Overeenkomsten wanen/confabulaties 1. Zijn onjuiste uitspraken 2. Mogelijk monitoringsprobleem 3. Staan in fout contact met de realiteit.
college 5 Depressie & angst late volwassenheid .
Dysengagement theorie Dit houdt in dat als mensen ouder worden ze zich terugtrekken uit sociale rollen en afstand nemen van hun rol in de samenleving
Onderscheid rouw en depressie Bij rouw is er wel nog gevoel van vooruitgang, kan omgeving nog wel meevoelen, is er besef van onredelijkheid schuldgevoelens en is er geen patroon in optreden emoties. Bij depressie is dat allemaal tegenovergestelde.
SSKK model bij depressie volwassenheid stress, steun, kwetsbaarheid en kracht
Apathie, apathie-depressie, depressie verschil Apathie is oppervlakkig gebrek aan motivatie, afgenomen doelgericht gedrag en emotionele vervlakking. De combi heeft ook executieve problemen, initiatief/interesseverlies. Bij depresse zijn het echte stoornissen: slaap/concentratie enz, ook agitatie, gewichtsvermindering en somberheid
Behandeling depressie volwassenheid 1. Dagstructuur 2. Pycho-educatie 3. CGT, IPT 4. Medicijnen, ECT
College 6 Agressie, PP en Borderline .
PCL-R Op psychopathie te scoren. Punten van 0 tot 40, vanaf 26 is iemand pp. Kost veel tijd en moet voorzichtig zijn met scoren. Factor 1 (affectief): gladde prater, groot eigenwaarde, pathologisch liegen enz. Factor 2 (ASPD): prikkelhongerig, impulsief, gedragsproblemen op jonge leeftijd enz.
PPI Factor 1 Fearless dominance: Stress immuniteit, fearlessness, sociale potentie. Factor 2 Antisociaal: Impulsief, oppositoneel, alienatie, agressief uitbuiten gebrek aan empatie
PCL-R vs. PPI Hangen niet altijd samen, meten ze wellicht verschillende dingen?
Triarchic psychopathy measure meet: meanness, boldness (lagere activatie amygdala), disinhibitie (verhoogde activatie PFC/ACC)
Borderline Patroon van instabiliteit/chaos in interpersoonlijke relaties, emotie disregulatie, impulsiviteit en agressie. Alle criteria komen terug op: affectieve instabiliteit--> niet emotie, maar onvermogen om emoties te tolereren/managen
Overeenkomsten PP en Borderline - Cluster B (dramatisch/emotioneel/impulsief) - Agressie - Manipulatief gedrag (wel verschil in planning). - Comorbide met ASPD - Impulsiviteit en sensatie zoeken
Verschil PP en Borderline PP: gepland, koelbloedig, bijna nooit tegen zichzelf, instrumenteel/reactieve agressie en ervaren minder emoties. Borderline: Impulsieve manier om met niet te verdragen emoties om te gaan, agressie tegen zelf en anderen, reactieve vorm.
Model reactieve agressie - frontale hersengebieden nemen verantwoordelijkheid voor emotionele reacties. - Bedreigende stimulus activeert het stresssysteem. - Freeze/fligt/fight - Geen simpele automatische reacties, wordt een inschatting gemaakt.
IES model van instrumentele agressie 3 routes waarbij amygdala centraal staat. 1. Sensorische route 2. Route voor autonome reactie naar hersenstam 3. Route voor leren/hogere cognitie, naar frontaal gebieden. --> is een disfunctionele handeling, ontstaat door disfunctionele morele socialisatie, dan mist rem, waardoor gedrag tot ervaring van beloning kan leiden.
General agression model
triple imbalance theory - Toegenomen testosteron werkt activerend en verminderd stressactiviteit van HPA-As. - Afgenomen cortisol zorgt voor angst en dat verminderd de productie van testosteron. - In combi met: weinig Serotonine--> reactieve agressie, veel serotonine--> Instrumentele agressie - Sociale agressie: hoog T, Laag C (weinig bewijs)
Gestructureerde risicotaxatie HCR 20: Inschatting van geweld bij mentaal zieke/persoonlijkheidsstoornissen. Factoren: historisch (10), klinisch (5) en risico management (5).
Behandeling reactieve agressie Herkennen, interpreteren en omgaan met heftige emoties, niet gelijk vijandig interpreteren, leren inhouden en medicatie.
Behandeling instrumentele agressie Leren dat ze niet asociaal/crimineel moeten zijn om hun woede te koesteren. Leren dat je door sociaal aangepast gedrag ook doelen kunt bereiken (rationeel). Rationele beslissing nemen op basis van beloning.
PPI en PCL-R correleren niet - PPI meet meer persoonlijkheidstraits en PCL=R meet meer gedrag. - Controle over hyperreactiviteit mbt beloning is gerelateerd aan gedragsmatige kenmerken van pp gedragsniveau. terwijl hyperreactiviteit zelf meer gerelateerd is aan persoonlijkheid.
College 7 Depressie, onderliggende verstoringen .
Hersen-gedrag model hersenen (genen, aanleg= begrenzend) is van invloed op neurocognitieve functies, wat van invloed is op observeerbaar gedrag en emoties. Dat alles staat in interactie met de omgeving (zowel faciliterend als belemmerend).
Beck's cognitieve theorie van depressie Negatieve cognities(interpretatie)-->sombere stemming-> depressieve episode.
p600: onderzoek bij grammaticaal correct/incorrecte zinnen. Als iemand grammaticaal incorrecte zinnen leest dan is er een dip in het EEG te vinden. o600 vind plaats als er een heranalyse of moitoring plaats vind, is gevoelig voor heuristische verwerking. De p600 komt doordat de heuristische en grammaticale routes botsen. Bij een negatieve stemming is er geen/kleinere p600 omdat mensen dan eerder grammaticaal verwerken.
College 8 seksuele stoornissen .
Lineair model(seksuele respons cyclus) masters en johnson, aangevuld door Kaplan 1. Verlangen (introvert) 2. Opwindingsfase (in contact met ander) 3. PLateaufase (in zichzelf, kan niet hoger) 4. Orgasme fase 5. Herstel
Circulair model seksualiteit Basson
Informatieverwerkingsmodel van de werking van het seksuele systeem
Seksuele disfuncties mannen - verminderd seksueel verlangen -erectiestoornis -orgasmestoornis -urogenitale pijn-dyspareunie
Seksuele disfuncties vrouwen - stoornis in seksueel verlangen/opwinding - Orgasmestoornis - (oppervlakkige) dyspareunie -Secundaire dyspareunie - Vaginisme
Pijncirkel
College 9 Somatoforme stoornissen .
Holistische visie psychosomatisch Geest en lichaam zijn één. Je kan lichamelijke klachten hebben, waarbij psychische componenten horen. het hebben van psychische conflicten die somatisch tot uiting komen: Primaire ziektewinst (interne conflicten)/ Secundaire ziektewinst (omstandigheden)
DSM-IV Vier syndromen - Conversiestoornis - Ongedifferentieerde somatoforme stoornis - Hypochondrie - Dysmorfofobie
Conversiestoornis Neurologisch onvoldoende verklaarbare stoornis in vrijwillige motorische/zintuigelijke functie
theorie conversiestoornis - autohypnosetheorie Geeft gevoel dat je zelf niet dingen doet, maar dat de therapeut dat doet. Je kan daarmee compartisatie beïnvloeden. Je summereert een terugkeer van de functie.
theorie conversiestoornis Neodissociatietheorie Het intentionele/bewuste werkt niet meer zo goed, maar automatisch (onbewust) nog wel. Door onverwachte dingen kan wel weer de stem gebruikt worden of kan iemand die verlamd is opeens wel weer lopen.
Behandeling conversiestoornis 1. Hypnose: Geeft gevoel dat je zelf niet dingen doet, maar dat de therapeut dat doet. Je kan daarmee compartisatie beïnvloeden. Je summereert een terugkeer van de functie. 2. Gedragstherapie: laat mensen indirect 'a' zeggen en stuurt ze dan langzaam bij.
Ongedifferentieerde SS voldoet aan de criteria van ss, maar niet aan een van de subdiagnoses. Klachten zijn: aanhoudende vermoeidheid, duizeligheid, verlies van eetlust enz.
beelden - chornisch vermoeidheidssyndroom - burn-out -myalgische encephalomyelitis: idee dat aanhoudende vermoeidheid te maken heeft met een virusinfectie(is nooit gevonden)
Effort-reward imbalance Als je lang werkt zonder beloning dan ontstaat er tegenzin om je in te spannen. Als je ineen 500 euro krijgt, dan ontstaat wel motivatie. Dit is niet bij mensen met een burn-out.
Hyper-regulerend stresssysteem Aanhoudende stress leidt tot een geadapteerd stresssysteem waarbij de negatieve feedbackfunctie van cortisol wordt versterkt.gevolg is mentale vermoeidheid en stressintolerantie
Behandeling Chronisch vermoeid.: graduele activering + CT Burn-out: Klachtenreductie, CT, werkgerichte interventies & recidief preventie
Hypochondrie Overdreven vrees/overtuiging een ernstige ziekte te hebben. geen idee wat de klacht is, maar door controleren wordt het steeds erger. IS een catastrofale interpretatie van lichamelijke verschijnselen.
Theorie Hypochondrie: CGT model
behandeling Hypochondrie - CT met gedragsexperimenten - exposure in vivo met responspreventie medicatie: tricyclisch of ssri's (CT werkt beter)
Dismorfofobie Tijdrovende en belastende preoccupatie met onvolkomenheden in het uiterlijk. Hardnekkige stoornis met controle handelingen en of vermijdingsgedrag
Behandeling dismorfofobie - CGT: CT, exposure met responspreventie en sociale vaardigheidstraining - psychodynamische therapie - plastisch chirurgie - medicatie(minder effectief)
College 10 Angststoornissen, vormen en processen .
Angst in theorie 1. Dingen die de interpretatie van de stimulus beïnvloeden. 2. Valence evaluation system: bepaald of stimulus gevaarlijk is of niet. 3. Goal engagement system: Bij hoge dreiging onderbreken huidige doelen, bij geen dreiging doorgaan huidige doelen
interpretatie/evaluatie bias Ambigue evenement wordt geïnterpreteerd als negatief/bedreigend
geheugenbias beter geheugen voor bedreigende gebeurtenissen en biased post-event verwerking
Vicieuze cirkel van angst in paniekstoornis
Overte aandacht Coverte aandacht - richten van de ogen naar stimulus bron - Het mentaal richten van de aandacht op een bepaald punt in de ruimte.
Twee-factor theorie Mowrer Hij combineerde klassiek en operant conditioneren. Probeerde vermijding te verklaren zonder gebruik te maken van verwachtingen. Is vooral veel bewijs voor de geleerde relatie tussen vermijding en afname in angst (operant)
College 11 Frontotemporale dementie .
Alzheimer Progressieve problemen met leren/geheugen, totaal cognitief verval en plaques en tangles in de hersenen. - Belangrijk: Sluipend begin, geschiedenis van verslechtering cognitie.
alzheimer cognitieve stoornissen - achteruitgang episodisch/semantisch/werkgeheugen en aandacht - In benoemen/woordvlotheid en conversatie. -Verlies begrip van betekenis van woorden. - In visuoruimtelijke capaciteiten. - Executieve functiestoornissen (verder stadium)
Op voorgrond - gedragsmatige symptomen: gedragsproblemen eerder op de voorgrond dan psychiatrische problemen.
Inzicht en stadia 1. besef dat er iets is (ziektebesef) 2. Besef wat er mis gaat 3. Besef dat er iets aan gedaan moet worden.
vasculaire dementie Als gevolg van vasculaire hersenschade. Problemen in de doorbloeding van de hersenen. 3 subtypes: multi/single infarct en subcorticaal. cognitieve problemen: executieve discontrole op niveau gedachten/gedrag/emotie, mentale verwerkingssnelheid, geheugen, taal, visuoconstructie.
AD vs VAD - AD: moeite met opslaan info en daardoor ook niet terughalen. - VAD: Moeilijker opslaan (wel mogelijk), niet goede strategie om het op te halen. - Vad: moeilijk eet en vegetatief gedrag, AD niet. - AD steeds erger, sluipend proces, corticaal. - VAD: stapsgewijs, single-infarct, subcorticaal
Fronto-temporale lobaire degeneratie subtypes - frontotemporaal: frontaal/temporaal afgebroken hersenen - semantische dementie: onderste delen hersenen - Progressieve/niet vloeiende afasie: links - FTD/mnd: met motor neuron ziekte - PAX: progressieve apraxie.
FTLD kenmerken sluipend begin, progressief verloop. Vroege afname sociaal interpersoonlijk conduct/regulatie persoonlijk gedrag/emotionele afstomping/verlies van inzicht. Steeds erger over tijd, slecht ziekte inzicht. Slechtere eetgewoontes van VAD.
Apathie typen 1. Door verstoring van emoties/affect 2. Cognitieve inertie: probleem waarbij externe stimulans niet helpt. 3. Athymormia (gebrek aan zelfactivatie): komen tot niets, maar ondernemen wel dingen door externe stimulans.
College 12 Angst bij kinderen .
Normale angstontwikkeling 0-6 maanden: schrikreacties/fysiologie 6-24 maanden: separatieangst, angst voor vreemden. 2-3,5 jaar: angst voor liefdesverlies en straf 3,5-6 jaar: angst voor verlies lichaamsintegriteit 5-6 jaar: Gewetensangst, sociale angst
Social referencing Zoeken naar info in de omgeving over wat er aan de hand is (gezichten ouders).
Pathologische angst Bij onvoldoende herstel na angstreactie. Wanneer normale functioneren langdurig wordt beperkt. Wanneer het kind er erg onder lijdt. Ontwikkeling wordt beperkt.
Separatieangststoornis Niet bij de ontwikkeling passende/overdreven angst voor scheiding van thuis/hechtingsfiguur
Gegeneraliseerde angststoornis Bezorgd piekeren waarover geen controle is: rusteloosheid, snel vermoeid zijn, concentratieproblemen, slaapproblemen, prikkelbaarheid.
Specifieke fobie heftige angst bij blootstelling aan iets of een bepaalde situatie, of alleen gedachte daar aan. huilen, woede-uitbarstingen, vastklampen, paniekaanvallen.
Paniekstoornis Regelmatig onverwachte aanvallen. Is zeldzaam bij kinderen, komen vanaf adolescentie meer voor.
Sociale fobie Angst voor situaties waarin je sociaal moet functioneren/presteren of beoordeeld wordt. Meestal in adolescentie.
Selectief mutisme Niet spreken in sociale situaties waarin dit wel verwacht mag worden. Alleen spreken tegen bekenden of communiceren met gebaren/fluisteren. Kunnen bijv thuis wel veel praten, maar niet op peuterspeelzaal. Kan ontstaan na een trauma.
PTSS Verschil bij kinderen: nachtmerries breder, niet specifieke dromen. Is terugkerend in spel.
Behandeling CGT via vijf pijlers 1. psycho-educatie 2. omgaan met lichamelijke verschijnselen van angst 3. Cognitieve herstructurering: gedachten vervangen door andere helpende gedachten 4. Stapsgewijze blootstelling/exposure 5. terugvalpreventie
College 13 Neurocognitie & verstoorde controle .
Transdiagnostisch denken Vind plaats op niveaus van gedrag, cognitief proces en neurobiologie.
Speed-accuracy tradeoff Als mensen iets zo snel mogelijk willen doen gaat dit ten koste van de accuraatheid. Mensen verschillen in de natuurlijke balans tussen de twee.
Error related negatively error positivity Als we een fout maken ontstaat een ERN. Daarop volgt een error positivity (pE). Dat heeft te maken met het aanpassen van gedrag en ontstaat alleen als we ons van de fout bewust zijn.ERN ook als we ons niet bewust zijn.
Foutendetectie je hebt in je hoofd een doel: geplande actie in je brein, er vind een vergelijking plaats tussen wat je doen wilt en gedaan hebt. Bij een fout wordt er een mismatch gevonden. Dat leidt tot een ERN in de PMFC. Er wordt geen dopamine vrijgemaakt en is er dus geen beloningsgevoel. Gedrag wordt daarop aangepast.
College 14 Verslaving .
Psychoactieve stof Farmacon (een lichaamsvreemde stof die een interactie aangaat met een biologisch systeem) wat psychologische effecten heeft. hebben een werking op ons brein.
Stoornissen door gebruik DSM 5 - Intoxicatie - onthouding (delier) - Persisterende dementie/amnestische stoornis - Psychotische stoornis - Stemmings-, angststoornis -seksuele disfunctie, slaapstoornis - Persisterende waarnemingsstoornis door halluciongeen.
Dempende stoffen Alcohol tranquilizers(erg verslavend) GHB Opiaten
Synergistisch effect Effect wordt groter door gebruik van verschillende middelen. Dempt je centrale zenuwstelsel. Wat er voor kan zorgen dat ademhaling verminderd en iemand overlijdt.
Intoxicatie, bifasisch effect 1. kleine dosis: ontremming, ontspanning, opgewekte stemming, verhoogd gaba 2. Grotere dosis: sedatie, coordinatieproblemen, cognitieve beperkingen, verhoogd gaba, verlaagd glutamaat (iets minder sterk dan gaba). 3. Overdosis: coma of dood, even groot verhoogd gaba als verlaagd glutamaat.
Stimulerende stoffen nicotine, cafeïne, amfetaminen, cocaïne.
Hallucinogene middelen LSD, XTC, cannabis (dempend en stimulerend).
Cerebral reserve capacity mensen worden geboren met verschillende hoeveelheden buffer capaciteit, wat te correleren is met de dikte van je brein. Is het vermogen van het brein om zich aan te passen aan stoornissen. Die capaciteit is bij gebruik vaak minder.
Persisterende amnestische stoornis door alcohol: Ontwikkeling van geheugenstoornis die zich manifesteert door achteruitgang in het vermogen om nieuwe info te leren/onmogelijkheid om geleerde info te herinneren. Wernicke deel: acute fase, moet behandelen anders volgt de dood. Vaak veel verwarring/delier.
Ontstaan van afhankelijkheid 1. use 2. abuse 3.dependence
Dynamisch model van verlangen
Conscious desire Op het moment dat het gevoel van iets willen het werkgeheugen gaat beïnvloeden, zie je dat mensen er minder goed over nadenken. Via therapie kan werkgeheugen vergroot worden zodat ze zich er meer bewust van worden.
Conscious desire Op het moment dat het gevoel van iets willen het werkgeheugen beïnvloed, zie je dat mensen er minder goed over nadenken. Via therapie kun je het werkgeheugen vergoten, zodat ze zich er meer bewust van zijn.
neuroplasticiteit conclusies - euforie mesolimbisch dopamine systeem betrokken bij belonend effect van middel. Zo sterk dat het minder gevoelig wordt voor alledaagse beloningen
neuroplasticiteit conclusies - habit formation: Cues en contexten worden voorspellers van gebruik en belonend op zich. Plezierig effect (liking) neemt langzaam af. Wanting neemt toe en verloopt deels automatisch/onbewust.
neuroplasticiteit conclusies - Compulsief/impulsief: Denken wordt doen: controleverlies. Toegenomen impulsiviteit en afgenomen besluitvaardigheid. Stuursysteem is uit balans, er wordt teveel gas gegeven en te weinig geremd.
neuroplasticiteit conclusies - Stress: Negatief emotionele toestand bij abstinentie, minder beloning en een gesensitiseerd stresssysteem.
Incentive motivation model Normaal als kinderen snoep zien willen/liken ze heel erg. Bij verslaafden gaat dat uit elkaar. Zitten wel met grote ogen te kijken maar willen het eigenlijk niet zo. Zelfregulering bij verslaafden werkt niet meer.
College 15 gedragsstoornissen/ADHD .
ADHD subtypes 1. Inattention: groep valt niet zo op en krijgt niet zo snel hulp. 2. Hyper/impulsiviteit: vallen als eerste op. 3. Gecombineerd: komt het meeste voor.
racing thoughts springt snel van het ene naar het andere idee.
6 Verklaringsmodellen .
1. Cognitive energetic model
2. Unifying theory
3. Dual pathway model
4. Multiple causal pathways, endophenotypes Endofenotype is een verklarende factor die op een ander niveau speelt dan gedrag: 3 kandidaten: shortened delay gradiënt, temporal processing, werkgeheugen.
5. Dynamic Developmental Theory of ADHD-Combined Type Ouderschapsstijl, within kind factoren en maatschappelijke stijl zijn van invloed op elkaar wat leidt tot uitkomsten: (mal)adaptief/positief/negatief etc. Is het eerste model waarin omgevingsfactoren een rol spelen.
6. Dopamine Transfer Deficit theory Onverwachte beloning zorgt voor een toename in het vuren van dopamine cellen.Vroege beloning in leren zorgt er voor dat ze bij de cue al gaan vuren, maar het uiteindelijk minder wordt. Bij late beloning in leren vuren ze bij de cue maar bij de beloning niet meer. Bij ADHD wordt er weinig gevuurd bij cue en blijft het vuren bij beloning, geen verschil in vroeg of laat.
College 16 Autisme .
Klassiek autisme 2 domeinen: 1. Beperking in sociale communicatie/interactie 2. Repetitief gedrag en specifieke interesses.
Daarnaast ook:- vertraagt/abnormaal functioneren op minimaal 1 van de volgende gebieden voor 3 jaar 1. sociale interactie 2. taal 3. symbolisch/fantasiespel 4. motoriek: houterig/te soepel/contrasten in vaardigheden/stereotiepe bewegingen/hyper-hypoactiviteit.
Asperger Geen taal/cognitieve achterstand--> hoogfunctionerend. Gebruik van wijs/ouwelijk taalgebruik. Zijn abstract in taal en denken.
PDD-NOS Vergaarbak: als je nergens aan voldoet maar wel symptomen hebt, dan beland je hier. Problemen in contact met anderen.
RETT desintegratiestoornis -na vijf tot dertig maanden gendefect(vooral meisjes). - Verlies treedt pas na twee jaar op.
RETT Eerste 6-18 maanden normale ontwikkeling, dan functieverlies: taal, interactie, motoriek(hand) en osteoporose.Is heel zeldzaam.
Verklarende theorieën TOM Executief functioneren centrale coherentie
TOM; Joint attention, imitatie normale ontwikkeling 1 jaar--> gedeelde aandacht 2 jaar-->verbeelding 3-4 jaar-->begrip van relatie tussen verlangen/denken/emoties en gedrag (first order) 3-6 jaar--> False belief; zorgt er voor dat het niet altijd klopt wat een ander denkt dat je zal gaan doen. Causaal denken en begrip van misleiding. 6 jaar--> Second order belief; denken over denken, snappen wat iemand anders wil.
Behandeling ADHD -psycho educatie/rouwverwerking - stimuleren van normale ontwikkeling -structureren van de omgeving -behandeling van gedragsproblemen met behulp van gedragstherapeutische technieken -onderzoek naar TOM training -medicatie
Show full summary Hide full summary

Similar

Macbeth Quiz
PatrickNoonan
The Great Gatsby - Theme
Heather Taylor
Newton's Three Laws of Motion
PatrickNoonan
To Kill A Mockingbird Complete Notes
jessica.moscrip
GCSE Chemistry C1.1 - Fundamental Ideas in Chemistry
chancice.branscombe
HRCI Glossary of Terms O-Z
Sandra Reed
IB Biology Topic 4 Genetics (SL)
R S
F211- Module 1 Cells, exchange and transport
eilish.waite
GCSE REVISION TIMETABLE
megangeorgia03
Lesson Planning: 4 Organisational Tips for Teachers
miminoma
Using GoConqr to teach French
Sarah Egan