Exterosensoren:
Opvangen externe prikkels (van buiten lichaam)
Geven informatie over bewegingsapparaat
Opvangen interne prikkels (vanuit het lichaam zelf)
Propriosensoren:
Interosensoren:
Gelegen op grens lichaam - buitenwereld
Gelegen in spieren, pezen en gewrichten
Gelegen in wand holle organen
Chemosensoren zijn gevoelig voor:
Chemische prikkels
Mechanische prikkels
Temperatuurveranderingen
Licht
(dreigende) Beschadiging
Mechanosensoren zijn gevoelig voor:
Thermosensoren zijn gevoelig voor:
Fotosensoren zijn gevoelig voor:
Nocisensoren zijn gevoelig voor:
(dreigende) beschadiging
Prikkeldrempel = laagste prikkelsterkte die depolarisatie repolarisatie hyperpolarisatie( depolarisatie, repolarisatie, hyperpolarisatie ) veroorzaakt in sensorische zenuwcel
Lagere prikkeldrempel voor adequate prikkels dan voor niet-adequate prikkels
Eerste prikkeling sensor:
Frequentie impulsen afhankelijk van prikkelsterkte
Aanpassing sensoren
Langdurige, gelijkblijvende prikkeling:
Negatieve adaptatie: minder meer( minder, meer ) sensorpotentialen / impulsen in de loop van de tijd (verhoging verlaging( verhoging, verlaging ) prikkeldrempel)
Positieve adaptatie: meer minder( meer, minder ) sensorpotentialen / impulsen in de loop van de tijd (verlaging verhoging( verlaging, verhoging ) prikkeldrempel)
Unimodaal:
Gevoelig voor verschillende type prikkels (mechanisch, thermisch en chemisch)
Geen adaptatie
Hoge drempelwaarde
Gevoelig voor één type prikkel
Wel adaptatie
A-vezels:
Dun gemyeliniseerd
Snelle geleiding
Ongemyeliniseerd
Trage geleiding
C-vezels:
Angst: hypoalgesie hyperalgesie( hypoalgesie, hyperalgesie ) (verminderde verhoogde( verminderde, verhoogde ) gevoeligheid voor pijn)
Opwinding: hyperalgesie hypoalgesie( hyperalgesie, hypoalgesie ) (verhoogde verminderde( verhoogde, verminderde ) gevoeligheid voor pijn)
Thermische activatie:
Onmiddelijke pijnprikkels
A-vezels
Langzame opwekking pijnprikkel
C-vezel
Mechanische activatie:
Algehele anesthesie (narcose):
Patiënt verliest bewustzijn
Verlies gevoel groot lichaamsgebied
Verlies gevoel in klein deel lichaam
Regionale anesthesie:
Lokale anesthesie:
Lokaal-anesthetica blokkeren:
Natriumkanalen
Kaliumkanalen
Lipofiele groep (aromatisch amine( aromatisch, amine )): vetoplosbaarheid wateroplosbaarheid( vetoplosbaarheid, wateroplosbaarheid )
Hydrofiele groep (amine aromatisch( amine, aromatisch )): wateroplosbaarheid veroplosbaarheid( wateroplosbaarheid, veroplosbaarheid )
Xylidinen: tertiaire secundaire( tertiaire, secundaire ) amine met benzeenring met twee een( twee, een ) methylgroepen
Toluïdinen: benzeenring met een twee( een, twee ) methylgroep + secundaire tertiaire( secundaire, tertiaire ) amine
Factoren die van invloed zijn op de intrinsieke eigenschappen van lokaal anesthetica:
Zwangerschap
pH-verandering
Vasodilatatie
Vasoconstrictie
Temperatuur
Toevoeging zoutzuur (HCI) verbetert vermindert( verbetert, vermindert ) wateroplosbaarheid
R3NH+ = wateroplosbare vetoplosbare( wateroplosbare, vetoplosbare ) geïoniseerde inactieve( geïoniseerde, inactieve ) vorm, verantwoordelijk voor analgetisch effect belangrijk voor passage membranen( verantwoordelijk voor analgetisch effect, belangrijk voor passage membranen )
R3N = vetoplosbare wateroplosbare( vetoplosbare, wateroplosbare ), ongeladen geladen( ongeladen, geladen ), inactieve geïoniseerde( inactieve, geïoniseerde ) vorm, belangrijk voor passage membranen verantwoordelijk voor analgetisch effect( belangrijk voor passage membranen, verantwoordelijk voor analgetisch effect )
pKA = pH injectieplaats: 50% geïoniseerde ongeïoniseerde( geïoniseerde, ongeïoniseerde ) (wateroplosbare) vorm + 50% ongeïoniseerde geïoniseerde( ongeïoniseerde, geïoniseerde ) (vetoplosbare) vorm
pKa > pH injectieplaats = meer geïoniseerde ongeïoniseerde( geïoniseerde, ongeïoniseerde ) (wateroplosbare vetoplosbare( wateroplosbare, vetoplosbare )) vorm
pKa < pH injectieplaats = meer ongeïoniseerde geïoniseerde( ongeïoniseerde, geïoniseerde ) (vetoplosbare wateroplosbare( vetoplosbare, wateroplosbare )) vorm
Intracellulair: relatief lage hoge( lage, hoge ) pH
Extracellulair: relatief hoge lage( hoge, lage ) pH
Welke vorm overheerst in ontstoken weefsel?
Geïoniseerde wateroplosbare vorm
Ongeïoniseerde vetoplosbare vorm
Lokale eliminatie:
Afvoer door bloed van de plaats van toediening
Verwijdering uit het lichaam
Systematische eliminatie:
A-fase eliminatie:
Redistributie via algemene circulatie naar vaatrijke gebieden
Redistributie naar minder goed doorbloede weefsels
Metabolisme en excretie
B-fase eliminatie:
Y-fase eliminatie:
Epinefrine (adrenaline):
Stimuleert receptoren in gladde spieren van vaatwand
Constrictie veneuze vaten
Felypressine (octapressine):
Methyl- en propylparabeen: frequent soms( frequent, soms ) allergische reacties
Bisulfiet: soms frequent( soms, frequent ) allergische reacties
Welke vorm van toevoegingen aan oppervlakte anesthetica heeft de voorkeur?
Spray
Gel
Zalf
Welke pijnstiller veroorzaakt leverschade?
Paracetamol
NSAID
Morfinomimetica
Opiaten:
Natuurlijke stoffen
Semi-synthetische stoffen
Lichaamseigen stoffen
Synthetische stoffen
Opioïden:
De afbeelding toont een:
A-vezel
Welke pijnstiller is verslavend?
Prikkels van nociceptoren ontstaan in de:
Primaire sensorische cortex
Primaire motorische cortex
Primaire auditieve cortex
Xylidine
Thiofeen
Toluïdine
De afbeelding toont:
NSAIDS
Eigenschappen nociceptoren:
Polymodaal
Waarneming prikkel door transductie
Unimodaal
Voorbeelden van esters:
Procaïne
Cocaïne
Xylidinen
Toluïdinen
Thiofenen
Voorbeelden van amides:
Wat heeft een hoge kans op allergische reacties?
Esters
Amides
Leverschade treedt op bij 10 - 15 5 - 10 15 - 20( 10 - 15, 5 - 10, 15 - 20 ) gram