Zusammenfassung der Ressource
12 Leerlijnen
- Balanceren
- Balanceren
- Handhaven van evenwicht en herstellen van evenwichtsverstoringen bij het verplaatsen op een (in)stabiel vlak
- Rijden
- Vaart maken op een rijtuig om in balans vaart te behouden
- Glijden
- Vaart maken op een glijvlak om in balans vaart te houden
- Acrobatiek
- In balans uitvoeren van een beweging of pose i.s.m. een ander(en)
- Bewegen op muziek
- Bewegen nav het tempo
- Aanpassen van het tempo en ritme v/h bewegen aan het tempo en ritme van de muziek
- Bewegen nav de frasering
- Aanpassen aan het moment van inzetten, stoppen en veranderen van richting van bewegen aan de frasering in de muziek
- Dans uitvoeren op muziek
- Uitvoeren van verschillende bewegingspatronen op de muziek
- Doelspelen
- Keeperspelen
- Met een bal een tegenstander (keeper) passeren om een doel te raken terwijl de tegenspeler probeert de bal te onderscheppen om het doel te verdedigen
- Lummelspelen
- Met een bal een tegenstander (de lummel) passeren om een medespeler te bereiken terwjl de tegenspeler de bal probeert te onderscheppen
- Aangepaste sportspelen
- Met een bal een tegenspeler (verdediger) passeren om zchzelf/medespeler in scoringspositie te brengen terwijl tegenspelers dit proberen te voorkomen
- Hardlopen
- Hardlopen
- Lopen om zo snel mogelijk ergens te komen
- Jongleren
- Werpen en vangen
- Wegspelen van een speelvoorwerp zodat dit gevangen kan worden
- Soleren
- Een speelvoorwerp tikkend in beweging houden
- Retourneren
- Heen en weer tikken/slaan van een speelvoorwerp samen met een medespeler
- Klimmen
- Klauteren
- Handhaven van voldoende grip met de handen en steun met de voeten om te verplaatsen over klaurervakken
- Touwklimmen
- Handhaven van voldoende grip en creëren van steunpunten voor de voeten in een of meerdere touwen om te verplaatsen
- Mikken
- Wegspelen
- Wegspelen van een speelvoorwerp om dit zo hard/ver mogelijk weg te krijgen
- Mikken
- Wegspelen van een speelvoorwerp om dit zo precies mogelijk in/tegen een mikdoel te krijgen
- Over de kop gaan
- Over de kop gaan
- Afzetten van rotatie tot over de kop gaan en tijdig deze rotatie weer afremmen
- Stoeispelen
- Stoeispelen
- Duwen of trekken aan een tegenstander om deze uit balans te brengen terwijl deze probeert dit te voorkomen
- Springen
- Loopspringen
- Passeren van een hindernis en gelijkmatig door kunnen lopen of springen na de hindernis
- Steunspringen
- Afzetten om lang te zweven voor/na de handenplaatsing op een steunvlak
- Vrije sprongen
- Afzetten om lang in de lucht te zweven
- Ver- en hoogspringen
- Afzetten om een zo groot mogelijke afstand/hoogte te overbruggen
- Touwtjespringen
- Afzetten om in herhaling in of over een ronddraaiend touw te springen
- Tikspelen
- Tikspelen
- Bedreigen van een loper door deze te willen tikken terwijl de loper dit probeert te voorkomen
- Afgooispelen
- Bedreigen van een loper door deze af te willen gooien terwijl de loper dit probeert te voorkomen
- Honkloopspelen
- Bedreigen van de loper door deze met de bal in de hand uit te tikken/branden op een honk terwijl de loper dit probeert te voorkomen
- Zwaaien
- Hangend zwaaien
- Meebewegen aan een zwaaiend toestel om de zwaai te vergroten/onderhouden
- Steunend zwaaien
- Komen tot steun op een zwaaiend toestel om de zwaai te vergroten/onderhouden
- Schommelen
- Meebewegen in zit o stand op een schommeltoestel om de zwaai te vergroten/onderhouden