Created by y.gladdines
about 11 years ago
|
||
Question | Answer |
Axiale beweging | Voorwaardse beweging die plaats vindt via gecoördineerde beweging via de lichaamsas (romp en/of staart) - geassocieerd met aquatische levenswijze |
Notochord | Semirigide staaf die de rug ondersteund |
Dorsaal | Rugzijde |
Ventraal | Bijkzijde |
Neuaalboog | Omsluit ruggenmerg en loopt dorsaal uit in spinaal uitsteeksel |
Hemaalboog | Omsluit grote bloedvaten net onder wervelkolom en eindigt ventraal in een hemaaluitsteeksel - ontbreekt bij veel vertebraten / uitgesproken bij vissen |
Appendiculaire elementen | Gebruik van aanhangsels voor voortbeweging |
Ceratotrichia | Zeer fijn, ongesegmenteerd en opgebouwd uit een hoornige massa |
Epidotrichia | Gesegmenteerde, verbeende structuren die aan hun basis ontdubbeld zijn als vinstralen - geven een waaiervormig effect - overige vissen |
Pterygiophora | kraakbenige structuren die de vinnen verankeren |
Stylopodium | Opgebouwd uit 1 enkel lang been - humerus / femur |
Humerus | Opperarmbeen |
Femur | Dijbeen |
Zeugopodium | Twee paralelle lange beenderen - radius & ulna / tibia & fibula |
Radius | Spaakbeen |
Ulna | Ellepijp |
Tibia | Scheenbeen |
Fibula | Kuitbeen |
Pronatie / supinatie | Draaien van het lidmaat om eigen as naar binnen en naar buiten |
Autopodium | Hand / voet - opgedeeld in basipodium, metapodium en acropodium |
Basipodium | Verschillende rijen beentjes - handwortelbeentjes / voetwortelbeentjes |
Ossa carpalia | Handwortelbeentjes |
Ossa tarsalia | Voetwortelbeentjes |
Metapodium | Middenhandsbeentjes / middenvoetsbeentjes |
Ossa metacarpalia | Middenhandsbeentjes |
Ossa metatarsalia | middenvoetsbeentjes |
Acropodium | Uiteinde bestaande uit maximaal 5 tenen opgebouwd uit meerdere kootjes |
Digiti | Tenen |
Phalanges | Kootjes |
Gordels | Waar de ledematen stevig verankert zijn met het lichaam |
Craniodorsaal | ? |
Caudoventraal | ? |
Ventrale middenlijn | ? |
Contralaterale | ? |
Proximaal | ? |
Distaal | ? |
Sacrum | Heiligbeen |
Craniaventraal | ? |
Os ilium | Darmbeen |
Os pubis | Schaambeen |
Osischium | Zitbeen |
Symphysis pelvis | ? Zitbeen + schaambeen versmolten |
Acetabulum | Gewrichtskom waarin de femurkop articuleerd |
Scapula | Schouderblad |
Clavicula | Sleutelbeen |
Manubrium sterni | Craniale punt van het borstbeen |
Coracoid | ? Ravenbeksbeen |
Glenoïdaalholte | ? |
Acromion | ?? |
Bidepale dieren | Tweevoetige |
Zoolganger / plantigrade dieren | Autopodium bij steunname volledig op de grond - land op de hiel - niet de snelste lopers |
Teengangers / digitigrade dieren | Neerkomen op uiteinde van autopodium - effectieve lidmaat en paslengte wordt vergroot |
Teentopgangers / unguligrade dieren | Steunen op meest distale falangen |
Handboogtype (bij wervelkolom) | Ventrale buikwand wordt door een boogvormige wervelkolom opgespannen net als de snaar van een handboog- kleinere / middelgrote zoogdieren |
Strijkboogtype (bij wervelkolom) | Vertrale buikwand wordt door een gestrekte, terminaal wat geheven wervelkolom opgespannen - groter gewicht om te dragen - grotere zoogdieren |
Zweeffase | Lichaam en lidmaten komen volledig los van de grond tijdens voorwaardse beweging - langere pas |
Apofysen | Beenpunten |
Patagium | Vlieghuid |
Notorium | Rugwervels vergroeid tot 1 been |
Synsacrum | Sacraalwervels |
Pygostyle | Staart |
Precessus uncinatus | Benig uitsteeksel dat ervoor zorgt dat ribben contact maken met de volgende rib - versteviging van de borstkas |
Furcula | Wensbeentje |
Carina | Prominente kam op het borstbeen |
Elliptische vleugels | Relatief kort en rond - aangetroffen bij vele kleine tot middelgrote vogels levend in struiken / bomen - manouvreren / snelle afdaling en landing - vleugels flapperen snel en continue |
Hogesnelheidsvleugel | Gestroomlijnd - eindigen op tip die naar achteren gericht zijn - grote snelheid - redelijk snel en continue bewogen |
Lange, smalle zweefvleugels | Zweefvliegers boven zee gebruikmakend van wind |
Brede zweefvleugels | Thermiekzwevers - lift bij lage luchtsnelheden - groot oppervlak en vele inkepingen - ook landen / opstijgen met lage snelheden |
Undulerende voortbeweging | Golvende beweging die qua snelheid iets sneller is dan de voorwaardse beweging |
Oscillerende / pendelende beweging | In zijn geheel op en neer / heen en weer bewogen |
Ipsilateraal | Lichaamsonderdeel dat in vergelijking met een gelijkaardig lichaamsonderdeel aan dezelfde kant ligt t.o.v. een gezamenlijk referentiepunt |
Fotoreceptie | Kunnen waarnemen van licht & lichtsterkte |
Sclera | Oogwit - buitenste bindweefselige laag van het oog die stevigheid biedt |
Cornea | Hoornvlies - transparante uitwendige gedeelte van het oog waarlangs het licht het oog kan binnenvallen |
Choroidea | Vaatvlies - middelste laag voorzien van uitgebreid haarvatennet dat instaat voor de voeding van de onderliggende retina |
Corpus ciliare | Straalvormig lichaam |
Iris | Regenboogvlies - scheiding voorste en achterste oogkamer en pupilopening |
Uvea | Choroidea + corpus ciliare + iris |
Retina | Netvlies - binnenste laag, opgebouwd uit 2 lagen: uitwendige pigmentlaag en inwendige lichtgevoelige laag met staafjes en kegeltjes |
Discus opticus | Blinde vlek - waar staafjes en kegeltjes zich verzamelen |
Chiasma opticum | Gekruisde oogzenuwen - retina doorboord en prikkel naar de hersenen gevoerd |
Corpus vitreum | Glasachtig lichaam - oogholte achter lens |
Chondrichthyes | Oogkas |
Holangiotisch | Retina volledig gevasculariseerd |
Processus falciformis | Zeisvormige plooi in choroidea |
Conus papillaris | Kegelvormige plooi in choroidea |
Pecten oculi | Waaiervormige plooi in choroidea |
Merangiotisch | Retinale bloedvaten waaieren vanuit discus opticus slechts in horizontale lijn uit naar lateraal en mediaal - lagomorfen/konijn |
Pourangiotisch | Slechts in zeer beperkte mate kunnen retinale bloedvaten bij ophtalmoscopie waargenomen worden - hoefdieren |
Beenderige ring | Aanhechting van spieren - verstevigen en vervorming oog beperken |
Chromatische aberratie | Licht wordt van verschillende golflengtes op andere wijze gebroken - focus op andere plaats en lenzen corrigeren |
Multifocaal | Correctie van lens - opgebouwd uit concentrische zones |
Staafjes | Lichtgevoelige pigmenten - absorberen licht over breed spectrum en belangrijk in onderscheiden vormen/bewegingen |
Kegeltjes | Geactiveerd door beperkte golflengtes - onderscheid in kleuren |
Nachtzicht | Staafjes - verschillende nabijgelegen staafjes worden via zenuwcellen met elkaar verbonden - 1 staafje geprikkeld, de rest ook |
Tapetum lucidum | Licht spiegelende laag net onder de retina - invallen licht minstens 2x retina gepasseerd |
Mediane (derde) oog | Ontstaan uit dorsale deel van hetzelfde hersenbaasje als de laterale ogen - 2 structuren: periëntaal- en pineaal orgaan |
Pariëntaal- en pineaal orgaan | Pijnappel - Waarnemen dag- en nachtritme -seizoensgebonden verandering in daglichtlengte - informatie aangewend voor slaap/waakpatroon, voortplanting |
Chemoreceptie | Zintuigonderdelen die in staat zijn chemische signalen op te vangen |
Macrosmaat | Uiterst goed ontwikkeld reukvermogen |
Microsmaat | Onderontwikkeld reukvermogen |
Vomeronasaal orgaan | Orgaan van Jacobsen - olfactorisch orgaan bij alle landvertebraten, met uitzondering van de mens, aangetroffen vooraan de bodem van de neusholte |
Flehmen | Aanzuigen van geurstoffen door kop op te heffen en bovenlip maximaal opkrullen |
Feromonen | Geurstoffen die door soortgenoten uitgestuurd worden en invloed hebben op gedrag |
Octavolateralissysteem | Acousticalateralis - bundelt alle zintuigen die horen tot zijlijnsysteem en die via achtste kopzenuw projecteren naar de hersenen - gehoor/evenwicht |
Haarcellen | Receptoren met gelijkaardige structuur - gehoor/evenwicht |
Ampullae van Lorenzini | Buisvormig toeganskanaal dat vertrekt vanaf de huis en onderhuids eindigt in een verwijde ampulla waarbinnen zich gemodificeerde haarcellen bevinden - lokaliseren van levende prooien |
Laterale lijn | Systeem van mechanoreceptoren dat aangetroffen kan worden bij alle vissen en larvale stadia van amfibieën en ontworpen is om verstoringen en verplaatsingen van water waar te kunnen nemen |
Neuromast | Opgebouwd uit een aantal haarcellen met tussenin verschillende steuncellen |
Labyrinth | In embryonale ontwikkeling - opgehangen in zeer dens been via verschillende kleine bindweefselstrengen |
Perilymfatische ruimte | Ruimte tussen wand van beenerige labyrinth en het membraneuze labyrinth is eveneens opgevuld met vocht |
Lagena | Uiteindelijke receptie van geluidsprikkels - flesvormige structuur die een uitzakking is van sacculus |
Orgaan van Weber | Gepaarde aanschakeling van gemodificeerde ribben afkomstig van de eerste 3/4 wervels - beenderen staan ligamenteus met elkaar en de zwemblaas in contact door scharnieren op de wervelkolom kunnen ze als een soort hefbomen de geluidsgolven mechanisch versterken en overbrengen |
Buis van Eustachius | Tuba audotiva - in verbinding met de keel |
Columella | Gehoorsbeentje - versterkingssysteem |
Cochlea/slakkenhuis | Lagena samen met scala verstibuli en scala tympani enorm verlengd en spiraalvormig opgewonden |
Larynx | Strottenhoofd |
Echolocatie | Detecteren van objecten/mogelijke prooien door het opvangen en analyseren van eerder uitgestuurde ultrasonen geluidsgolven die op deze objecten weerkaatsen |
Proprioceptie | 'Zichzelf aanvoelen' - informatie over de houding van het lichaam en de kracht die er inwerkt - coördinatie van bewegingen en inspanning |
Spierspoeltjes | Gemodificeerde spiervezels waarrond talrijke zenuwuitlopers spiraalvormig opgewonden liggen |
Magnetoreceptie | Magnetisch veld van de aarde gebruikt voor detectie en oriëntatie |
Integument | Huid |
Dermaal been | Osteoderm - onderdeel panser/schild/platte schedelbeenderen |
Cutane respiratie | Ademhaling door de huid?? |
Desquamatie | Vervelling door schilfering |
Granulaire klieren | Produceren irriterende/giftige substanties - geconcentreerd achter oor |
Nuptial pad | Bij mannelijke kikkers en salamanders - epidermis op voorste tenen gaan sterk keratiniseren tijdens paartijd om partner stevig vast te kunnen pakken |
Ecdynis | Vervelling in 1x afgestoten |
Schacht van een veer | Bovenhuids deel van as dat de vlag draagt |
Melanine | Melanocyten in basale cellaag van epidermis - zwarte/bruine kleur |
Rode kleur huid | Bloed - oppervlakkig en dens capillair netwerk |
Blauwe kleur huid | Diffractie van het licht |
Pigment kleuren | Specifieke kleurstof |
Structuurkleuren | Breking & verstoring van het licht door specifieke organisatie van partikels binnenin de huid |
Carotenoïden | Vetoplosbare moleculen - rood/oranje/geel/roze |
Porfyrines | Groene/bruine kleur door afbraak hemoglobine |
Ectothermen / chromatoforen | 4 verschillende soorten pigmenten in de dermis |
Melanoforen | Produceren en stockeren in specifieke celorganellen - melanosomen - malanine |
Xanthoforen / erythroforen | Verdruppels of vesikels volgeladen met gele en rode carotenoïde pigmenten |
Iridoforen | Bevatten talrijke parallel gerangschikte reflecterende plaatjes opgebouwd uit purines - glanzend / weerspiegelend aspect |
Camouflage | Schutkleur |
Vormvervaging / disruptieve kleuring | Door specifieke kleurpatroon zijn andere dieren moeilijker in staat om een lichaamsvorm te herkennen en de contouren van het lichaam ten opzichte van de omgeving af te lijnen |
Aposematische kleuren | Opvallende / afschrikkende kleuren - giftig/onsmakelijk/gevaarlijk |
Mimicry | Aannemen van aposematische kleuren - zonder gevaarlijke eigenschap ook echt te hebben |
Mimicry van Bates | Ongevaarlijke soort bootst gevaarlijke na |
Mimicry van Muller | 2 soorten met hetzelfde patroon |
Mimicry van Emsley | Minder gevaarlijke nabootsen |
Mimicry van Peckham | Ongevaarlijke nabootsen |
Autonomie | Mogelijkheid om eigen staart die vastgeklemd wordt af te werpen |
Monofagen | 1 specifieke voedingsbron - gespecialiseerd spijsverteringsstelsel |
Polyfagen | Gevarieerde voedselkeuze - opportunisten - spijsverteringsstelsel extra uitgerust |
Filteren | Nemen bij het eten zowel de prooi als het omgevende water op - water kan opnieuw de mond verlaten terwijl de prooi gevangen blijft |
Passieve filtering | Met voortbeweging |
Pompmechanisme | Water actief over de filters bewogen |
Mechanische vertering | Opgenomen materiaal in uiterst kleine onderdelen gesplitst - cellen spijsverteringskanaal nemen deze op - finale chemische / enzymatische vertering |
Orapharyngeale ruimte | Mond / keel |
Pharyngeale tanden | Keeltanden |
Gastrolieten | Stenen in de maag die het voedsel pletten/vermalen |
Acrodont | Tanden bovenop ingeplant |
Pleurodont | Tanden leunen tegen labiale kam kraakbeen |
thecodont | Tanden die verankerd zijn in de tandkas |
Homodont gebit | Alle tanden dezelfde vorm |
Heterodont gebit | Verschillende tandtypes elk toegespitst op een specifieke functie |
Diphyodont | Tanden eenmaal wisselen |
Monophyodont | Wisselen tanden nooit |
Polyphyodont | Wisselen tanden continue |
Conus/conide | Punt van kies |
Carnivoor | Eet andere dieren |
Secodont gebitstype | Tanden mesvormig |
Scheurkies | 4e premolaar boven en 1 molaar onder |
Insectivoor | Insecteneter |
Formicivoor | Zachte insecten eter - mieren/termieten |
Piscivoor | Viseter |
Herbivoor | Voed zich met plantaardig materiaal |
Folivoor | Bladeter |
Graminivoren | Graseter |
Frugivoor | Fuiteter |
Diastema | Tandloze ruimte tussen snijtanden en kiezen |
Omnivoor | Eet alles |
Ovivoren | Eierjagers |
Krop | Grote, ventrale uitzakking van de slokdarm, net voor de borstingang, voor tijdelijk opslaan van voedsel |
Fundus | Zone maag met maagsapklieren |
Pylorus | Bij maaguitgang met muceuse klieren |
Chymus | Brijvormige voedselmassa die bij mondjesmaat wordt doorgegeven naar de darmen |
Duodenum | Twaalfvingerige darm - eerste deel dunne darm |
Cloaca | Gemeenschappelijke uitmonding van spijsverteringskanaal en urogenitale stelsel |
Haustra | Dwars georiënteerde zakvormige verwijding die zelfs bij overmatige vulling van de darm niet verstrijken dankzij taeniae |
Taeniae | Longitudinaal georiënteerde banden die overmatig uitlening van de darm verhinderen |
Pens | Rumen |
Netmaag | Omasum |
Boekmaag | Omasum |
Lebmaag | Abomasum |
Ceacotrofie | Oraal terugnemen van inhoud uit de blinde darm rechtstreeks afgevoerd via anus |
Coprofagie | Opeten van (eigen) mest |
Semelpaar | 1 maal in leven paren en jongen voortbrengen |
Iteropaar | Meermaals jongen voortbrengen |
Unipaar | 1 jong per nest / worp |
Multipaar | Meerdere jongen per nest / worp |
Pluripaar | Meerdere nesten voortgebracht |
Primipaar | 1 nest voortgebracht |
Nullipaar | Nog geen nest voortgebracht |
Ovipaar | Eierleggend |
vivipaar | Levendbarend |
Ovovivipaar | Eierlevenbarend |
Nestvlieder | Open ogen, bedekt met dons / vacht, langere draagtijd en beperkte nestgrootte |
Nestblijver | Blind, doof, naakt, nauwelijks verbeend skelet en geen kracht voor adequate beweging |
Broedzorg | Parentale zorg |
Uitwendige bevruchting | Eicellen bevrucht na uitscheiden ervan |
Inwendige bevruchting | Copulatie |
Geslachtsdeterminatie | Geslachtschromosomen - XX vrouw en XY man bij zoogdieren- ZZ man en ZW vrouw bij vogels |
Poikilothermen | Variabele lichaamstemperatuur - wijzigingen hangen af van omgeving |
Homeothermen | Relatief constante lichaamstemperatuur - eigen fysiologische processen om het te regelen |
Ectotherm | Omgevingstemperatuur bepalend voor lichaamstemperatuur |
Endotherm | In staat warmte te genereren om voldoende hoge lichaamstemperatuur aan te houden - tussen 35 - 40 graden |
Heterotherm | Combinatie van homeotherm en poikilotherm |
Counter current heat exchange | Warmte recuperatie doordat warmte van de spieren afgevoerd via het venueze bloed overgedragen naar arteriële systeem dat de spier bevloeit |
Torpor | Korte periode met verlaagd metabolisme - energiebesparend |
Hibernatie | Winterslaap - langdurig aanhoudende torpor - fysiologische processen stilgelegd / laag pitje |
Winterrust | Metabolisme gereduceerd, langdurend vasten, lichaamstemperatuur daalt enkele graden |
Cross current exchange | Garandeert betere uitwisseling bij snelle stroming van de verschillende media ongeachte de stroomrichting |
Want to create your own Flashcards for free with GoConqr? Learn more.