mechanische,
enzymatische methoden of
gebruik van detergenten
immunomagnetische scheiding
specifiek antilichaam
voor directe techniek of
secundair antilichaam
als indirecte techniek
celsortering
cytometry flow
fractionatie
identificatie en karakterisatie van fracties
morfologische analyse
enzymatische analyse
specifieke enzymen als merkers
gebruiken, vervolgens word direct
de katalytische activiteit gemeten
of indirect als de meetbare
verandering optreed door een
gekoppelde tweede reactie
biochemische analyse
DNA en RNA kwantificeren dmv UV
absorptietechnieken of fluorimetrie
eiwitten kwantificeren, dmv
absorptie, fluorimetrie of colorimetrie
immuundetectie
gemerkt antigeen competeert met
het antigeen uit het te analyseren
staal voor het antilichaam
proteoom analyse
elektroforese, massaspectrometrie
zuiveringsmethoden
precipitatie van (macro)moleculen
uitzouten, isoelektrisch (pI, isoelektrisch
punt), met organische solventen (methanol
ethanol propanol aceton of diethylether) die de
dielektriciteitsconstante verlagen of
immoniprecipitatie waarbij antigenen binden
aan specifieke antilichamen gebonden op
proteine A of proteine G agarose
centrifugatie
sedimentatiecoefficient en dichtheid,
differentiele centrifugatie en zone of
dichtheidsgradient centrifugatie
chromatografisch
opgeloste stoffen scheiden door in medium met verdelende deeltjes die
selectief voor retentie zorgen. differentiele migratie door de kolom,
verschil in verdeling over de mobiele en stationaire fase van het systeem
theoretische berschrijving
distributie coefficienten, verdelingsfactor en verdelingsconstante
verdelingsisotherm, relatie tussen de hoeveelheid stof in de stationaire fase
en de concentratie in de mobiele fase: lineair, convex of concave curve
factoren bepalend voor bandverbreding:
niet uniforme stroming, eddy diffusie,
ofwel niet afhankelijk van het debiet. of
longitudinale diffusie is diffusie in de
mobiele fase 1/debiet. Massaoverdracht.
de drie factoren die bijdragen aan
het aantal platen in de kolom
chromatische kolom resolutie Rs
scheiding van stoffen dmv verschil in migratiesnelheid bepaald door solvens- en
kolomefficientie, bepaald door het aantal platen N. voor Rs=1 is er een in THEORIE scheiding
van pieken tot op de basislijn, maa door de gaussiaanse vorm is dit voor Rs=1.5
indeling methoden
gaschromatografie
vluchtige stoffen scheiden in een gasstroom doorheen de kolom met stationaire fase (vaak silan) . dragergas is inert(stikstof, argon, helium of CO), detectie gebaseerd op vlmionisatie
gradient elutie: continue verandering van T. isotherme elutie: bij constante T
papier en dunlaag chromatografie
scheiding op 2D oppervlak, papier als stationaire fase en water als drager,
bij dunlaag is de stationaire fase een polaire stof zoals silica of alumina op
glas plastiek of aluminiumplaat aangebracht. vaak in opwaartse richting.
kolomchromatografie
matrix met kleine korrels, kolom met kleine
diameter en een optimaal debiet (van Deemter vgl)
conventionele dragers: cellulose, dextran, agarose,
polyacrylamide, drager met kleine korrels(microporeus):
glas/silica of synthetische polymeren. recent ontwikkeld
zijn de polystyreenkorrels met agarosegel.
types
ionenuitwisseling
kation uitwisselaar heeft een sterke of
zwakke zuurgroep en anion uitwisselaar een
basische groep. deze zijn onoplosbaar.
mechanisme berust op competitie tegen de
ladingen van de stationaire fase. capaciteit
in pH afhankelijk.
gel filtratie of moleculaire zeef chromatografie
GEEN interactie tussen de stationaire en mobiele fase. grote
moleculen dringen niet in de porien en gaan mee met de
mobiele fase. kleine juist wel en gaat vertraagd door de kolom
hydrofoob
omgekeerde fase chromatografie
bv met trifluorazijnzuur. scheiding van stoffen mbv
gradient elutie met een organische solvent welke de
hydrofobiciteit voor de mobiele fase verhoogd.
interactiechromatografie (HIC)
gebruikmakend van de
hydrofobe eigenschappen van
het eiwitoppervlak. elutie met
dalende zoutgradient iit
ionenchromatografie.
affiniteitschromatografie
gebaseerd op specifieke interacties tussen bv
enzym en substraat. efficientie bepaalt door de
matrix geoppelde groep ofwel de stationaire fase.
isocratische elutie: scheiden dmv
eluens met constante samenstelling,
of gradient elutie waarbij de k-waarde
van de opgeloste stoffen veranderd
door de samenstelling van het eluens
te veranderen
eluens = loopvloeistof die analiet over drager verplaatst
elektroforese
beweging van geladen moleculen in een elektrisch veld
(elektroforetische mobiliteit) afhankelijk van lading,
viscositeit en de afmetingen van de moleculen. DNA en RNA
hebben een uniforme negatieve lading, eiwitten hebben een
lading afhankelijk van de pH en de pI. door denaturatie met
SDS krijgen de eiwitten ook een uniforme negatieve lading.
dunlaag of papier elektroforese. op platen is cellulose
silica of polyacrylamide aangebracht, deze is verbonden
aan de kathode. de anode de bufferoplossingen
agarose gel elektroferese of
polyacrylamide gel elektroforese.
bij de polyacrylamide kun je gels
verkrijgen met verschil in
poriegrootte door de verhouding
acrylamide/bisacrylamide te
verandering. scheiden op molecuulmassa
discontinu buffersysteem, als de buffersamenstelling
veranderd per compartiment (staal, gel,
elektrodereservoirs) of een continu buffersysteem
elektrofocussing: pH gradient gestabiliseerd met amfolieten. eiwitten migreren
naar de pI. 1e dimensie is scheiding op lading. 2 dimensie is scheiden op
molecuulmassa met SDS polyacrylamide gel elektroforese