Frage 1
Frage
De lamp ________ op het bureau.
Frage 2
Frage
De lamp ________ aan het plafond.
Frage 3
Frage
Mijn jas ________ over de stoel.
Frage 4
Frage
Het tapijt ________ op de grond.
Frage 5
Frage
De fles ________ op de tafel.
Frage 6
Frage
De sleutels ________ aan de kapstok.
Frage 7
Frage
De sleutels ________ op de tafel.
Frage 8
Frage
De sleutels ________ in mijn zak.
Frage 9
Frage
In het salon ________ een vaas met rozen.
Frage 10
Frage
De krant ________ op de sofa.
Frage 11
Frage
Daar ________ onze fietsen.
Frage 12
Frage
Mijn foto ________ op de voorpagina van de krant.
Frage 13
Frage
Mijn bed ________ tegen de muur.
Frage 14
Frage
Den Haag ________ in Nederland.
Frage 15
Frage
Voor het raam ________ een plant.
Frage 16
Frage
De USB ________ in de computer.
Frage 17
Frage
Mijn moeder ________ mooi op de foto!
Frage 18
Frage
In Amsterdam ________ veel parken.
Frage 19
Frage
Voor het raam ________ gordijnen.
Frage 20
Frage
________ de school dichtbij het station?
Frage 21
Frage
Mijn dochter ________ op de hogeschool.
Frage 22
Frage
Hoeveel calorieën ________ er in een banaan?
Frage 23
Frage
Aan de tafel ________ vier stoelen.
Frage 24
Frage
Mijn toetsenbord ________ niet voor mijn computer!
Frage 25
Frage
Mijn printer ________ in de hoek van mijn bureau.
Frage 26
Frage
Mijn fiets ________ voor het huis.
Frage 27
Frage
Frankrijk ________ in West-Europa.
Frage 28
Frage
Het rek ________ tegen de muur.