Erstellt von y.gladdines
vor etwa 11 Jahre
|
||
Frage | Antworten |
Evolutie | De verandering van eigenschappen en kenmerken van groepen organismen over verschillende generaties heen |
Transformisme | Zekere levensvorm geeft aanleiding tot ontstaan nieuwe levenvorm |
Evolutionaire verwantschap | Vele gelijkenissen tussen verschillende organismen |
Uniformitarianisme | Aangenomen dat processen uit het verleden hetzelfde zijn als die in het heden - wetten van chemie en fysica zijn universele constanten |
Lamarckisme | Overerven van verworven eigenschappen |
Darwin | Verschillende soorten kunnen uit eenzelfde voorouder ontstaan omdat ze elk evolueerde in een eigen, verschillende habitat waarin ze zich moesten aanpassen - adaptatie |
Adaptatie | Soort past zich aan met veranderingen |
Mendel | Overerfbare elementen onveranderlijk doorgegeven van generatie op generatie |
Neodarwinisme | Combinatie van theorieën van Darwin & Mendel |
Micro-evolutie | Evolutionaire mechanismen die zich afspelen binnen een populatie of diersoort |
Macro-evolutie | Evolutie boven het species-niveau |
Fenotype | Specifiek waarneembare kenmerken - morfologische kenmerken / gedragskenmerken / eigenschappen binnen hun levensloop |
Genotype | DNA |
Maternale effecten | Effecten die een moederdier uitoefent op het fenotype van nakomelingen |
Milieu effecten op fenotype | Niet erfelijk - temperatuur, licht, seizoen, voeding, luchtdruk, zwaartekracht, mechanische krachten, aanwezigheid van predatoren, interactie van soortgenoten |
Epigenetische overerving | Omgeving geïnduceerde kenmerken worden toch over verschillende generaties overgedragen ook al komen deze factoren niet meer voor |
Gen | DNA fragment dat codeert voor een eigenschap of functie |
Locus | Vaste positie van chromosomen |
Allelen | Meerdere varianten van bepaald gen |
Homozygoot | Twee identieke allelen |
Heterozygoot | Twee verschillende allelen |
Intermediair type | Mengvorm tussen beide extremen |
Codominantie | Beide kenmerken komen tot uiting |
Dominant | Het allel dat tot uiting komt |
Recessief | Het allel dat niet tot uiting komt |
Mutatie | Gevolg van niet gecorrigeerde schade aan het DNA - tijdens kopiëren - ontstaan at random |
Recombinatie | Door elkaar schudden en herverdelen van bestaande variatie door allelen tussen homologe chromosomen uit te wisselen - tijdens meiose bij aanmaak gelachtscellen |
Exaptatie | Zelfaanvulling van eigenschappen |
Verwantschapsselectie | Samenwerking tussen verwanten waarbij individu eigen belang op geeft zodat er grotere kant is op doorgeven van genen |
Species (biologisch) | Soort is een groep van natuurlijke populaties van organismen die zich onderling kunnen voortplanten |
Species (evolutionair) | Soort is een enkele lijn van afstamming die een eigen identiteit behoudt en zich onderscheidt van de rest |
Species (fylogenetisch) | Soort niet verder onder te verdelen en een gemeenschappelijke voorouder te herleiden |
Reproductieve isolatie | Onmogelijkheid om zich voort te planten |
Prezygotische barriere | Samsmelting zaadcel en eicel met de vorming van een zygote verhinderd |
Ecologische isolatie | Potentiële partners vinden elkaar niet terug |
Tijdsafhankelijke isolatie | Populaties paren op een ander tijdstip |
Habitat isolatie | Beide populaties paren in een ander habitat, terwijl ze voor de rest eenzelfde leefomgeving kunnen delen |
Ethologische/seksuele isolatie | Populaties herkennen elkaars baltgedrag en seksuele signalen niet |
Mechanische isolatie | Er is copulatie maar uitwisseling geslachtscellen wordt verhinderd door morfologische incompatibiliteit van de geslachtsorganen |
Copulatie gedrag | Bevruchting kan niet plaatsvinden omwille van het ontbreken van specifieke stimuli tijdens de copulatie |
Isolatie van gameten | Geen correcte transfer van gameten/geen geslaagde bevruchting |
Post zygotische barriere | Bevruchting vindt plaats en hybride individu gevormd - met gereduceerde fitness |
Ecologische onleefbaarheid | Hybriden hebben geen eigen ecologische niche waarbinnen ze competitief gelijkwaardig zijn aan beide ouder species |
Gedragsgebonden steriliteit | Hybride dieren zijn minder succesvol in het vinden van een partner |
Onleefbaarheid hybride | Ontwikkelingsstoornissen tijdens embryonale fase |
Steriliteit hybriden | Onmogelijkheid normale gameten te vormen |
Peripatrische speciatie | bijzondere vorm van speciatie waarbij slechts een heel kleine groep dieren geïsoleerd raken van de populatie |
Parapatrische speciatie | Geen specifieke geografische barriere tussen twee populaties - leefgebied oudergeneratie onderverdeeld in verschillende habitats - lagere fitness van nakomelingen - uitgestrekt verspreidingsgebied |
Ringspecies | Vormen aaneengesloten geheel van naburige populaties - alleen directe buren succesvol paren - reproductieve barriere tussen verderaf gelegen populaties |
Symmetrische species | Paring vindt plaats maar er is een biologische barriere voor de uitwisseling van genen tussen twee subpopulaties |
Hybride zone | Zone tussen relatief nauwe contact zone tussen twee poulaties |
Heterotopie | Gen kan op een andere plaats in het lichaam tot expressie komen |
Heterochronie | Gen kan op een ander tijdstip of over een andere periode tot expressie komen |
Heterometrie | Gen komt in andere mate tot expressie - resulterende gen product kan in grotere of kleinere mate geproduceerd worden |
Allometrie | Gevolg van heterometrie - eigenschap dat bepaald of structuren tijdens de ontwikkeling sneller of trager groeien in vergelijking met overige elementen van het embryo |
Heterotypie | Mutatie ter plaatse van effectorgen zelf - vaak tot gevolg dat er geen functionerend eiwit gevormd kan worden |
Spaarzaamheid/zuinigheid | 5 genfamilies die steeds hergebruikt worden tijdens het ontwikkelinsproces |
Co-optie | Genproducten krijgen nieuwe functies toegewezen |
Beperking van evolutie | Fysische-, morfologische-, fylogenetische beperkingen |
Ecologie | Interdisciplinaire studie die zowat alle takken van de biologische wetenschappen omvat |
Populatie | Groep individuen van éénzelfde soort die niet in ruimte en tijd van elkaar gescheiden zijn en theoretisch gezien kunnen voortplanten - vrije uitwisseling van genen mogelijk |
Leefbare populatie | Groot genoeg om inteelt te vermijden en groot genoeg om stochastische factoren die de populatiegrootte toevallig en plots kunnen aantasten op te vangen |
Deelpopulaties / subpopulaties | Populatie ingedeeld |
Metapopulaite | Deelpopulatie die toch afhankelijk zijn van sporadische migraties tussen elkaar |
Niche | Verzameling van alle vereiste en tolereerbare omgevings elementen die het voor een soort mogelijk maken een leefbare populatie te vormen |
Fundamentele niche | Bepaald potentieel gebruik van bepaalde bronnen |
Gerealiseerde niche | Bepaald het effectief gebruik van deze bronnen |
Generalisten | Soorten met een brede niche |
Specialisten | Soorten hebben zich gespecialiseerd om zeer weinig bronnen aan te boren |
Habitat | Werkelijke ruimte waarbinnen een organisme leeft en die voldoet aan de niche voorwaarden voor deze species |
Biotoop | Beschrijft in meer algemene geografische termen de ruimte waar die diersoort zijn thuis vindt |
Draagkracht habitat | Bepaald hoeveel individuen van een bepaalde soort kunnen leven in de habitat |
Gemeenschap | Verzameling soorten die voorkomen in hetzelfde gebied |
Ecosysteem | Verzameling alle biotische en abiotische factoren die met elkaar intrageren |
Biotische factoren | Levende organismen |
Abiotische factoren | Fysische verschijnselen |
Veerkracht | Bepaald de mate waarin herstel mogelijk is na stochastische verschijnselen |
Biodiversiteit | Diversiteit van het leven - aantal soorten die voorkomen in bepaalde regio |
Sleutelspecies | Soort die absoluut noodzakelijk is voor het behoud van een bepaald ecosysteem |
Competitie | Treedt op wanneer één of meerdere beschikbare bronnen die beperkt is in ruimte of tijd in onvoldoende mate aanwezig zijn om aan de noden van twee of meer individuen te voldoen |
Coöperatie | Interacties tussen organismen |
Altruïsme | Hulp die 1 dier aan een ander verschaft zonder dat hiervoor een directe beloning verwacht wordt |
Sociale dieren | Leven in groepsverband |
Eusociale dieren | Leven samen in kolonie die opgedeeld is in reproductieve kaste |
Neutrale interactie | Twee organismen hebben geen enkel effect op elkaar |
Predatie | Ene organisme eet andere |
Interspecifieke competitie | Bepaalde bron essentieel voor twee verschillende soorten en wanneer deze bron niet overvloedig aanwezig is |
Niche overlap | Overlap fundamentele niches van beide soorten |
Niche vernauwing | Gerealiseerde niche wordt kleiner dan fundamentele |
Niche differentiatie | Andere bron wordt aangeboord |
Competitieve exclusie | Minst competitieve soort verdwijnt |
Amensalisme | Één populatie heeft negatief effect op andere |
Mutualisme | Interactie positief voor beide organisme |
Symbiose | Fysische en obligate associatie tussen twee soorten |
Commensalisme | Geen negatief effect op de gastheer maar hebben deze wel nodig |
Parasitisme | Gastheer nodig en hebben negatief effect |
Parasitoïdisme | Speciale vorm van parasitisme waarbij gastheer altijd de dood vindt |
Co-evolutie | Twee soorten met wederzijdse evolutionaire druk |
Introductie soorten | Exotenproblematiek |
Exoten | Organismen die op een natuurlijke manier niet thuishoren in een bepaald ecosysteem maar er toch terecht zijn gekomen en zich er toch goed voelen |
Nichedisruptie | Verstoren bestaande niche waardoor bepaalde soort niet meer in staat is te overleven in zijn habitat |
Habitatfragmentatie | Groot stuk wordt opgedeeld in kleine, verspreide fragmenten wat kan leiden tot kleine populaties |
Overvloed aan bronnen | Eenzijdig voordeel voor een aantal zeer competitieve soorten en een nadeel voor de meeste andere soorten |
Fylogenie | Leer van de afstamming en verwantschap van levende wezens |
Taxon | Taxonomische eenheid/groep organismen die samen een onderscheidende eenheid vormen ten opzichte van andere soortgelijke groepen organismen - opgedeeld in rangen |
7 primaire rangen | Rijk - stam - klasse - orde - familie - geslacht - soort |
Cladogram | Weergeven van onderlinge relatie en verwantschap |
Cladogram met dichotoom vertakkingspatroon | Uit 1 gemeenschappelijke voorouder vertrekken twee divergerende lijnen van nakomelingen |
Oriëntatie van een cladogram is willekeurig | Alle eindvertakkingen eindigen perifeer op hetzelfde niveau |
Horizontaal cladogram | Verloopt van links naar rechts |
Verticaal cladogram | Als struik vertakt van onder naar boven |
Cirkelvormig | uitgespreid |
Uiteinde van de takken van een cladogram | Species waarvoor cladogram is opgesteld |
Outgroup van een cladogram | Tak van de nauwste verwant die niet tot deze groep dieren behoort |
Knooppunten van een fylogenetisch cladogram | Namen van gemeenschappelijke voorouders weergegeven |
Dwarsstreepjes van een fylogenetisch cladogram | Momenten waarop nieuwe evolutionaire kenmerken verschenen |
Homologe kenmerken / apomorfiën | Vanuit een gemeenschappelijke voorouder evolutionair verworven kenmerk |
Convergente evolutie | De onafhankelijke ontwikkeling van eenzelfde evolutionair verworven kenmerk in 2 verschillende taxo |
Analogie | Gelijkenis in functie |
Homoplasie | Gelijkenis in vorm |
Synapomorfie | Evolutionair verworven kernmerk dat door 2 verschillende klades en hun meest gemeenschappelijke voorouder samen gedeeld wordt en waarmee ze zich onderscheiden van de andere klades uit de studie |
Plesiomorfie | Kenmerk dat de voorouderlijke situatie vertegenwoordigt en dus gedeeld wordt door alle soorten die het voorwerp uitmaken de de studie |
Autoapomorfie | Evolutionair verworven kenmerk dat slechts voorkomt bij 1 klade |
Symplesiomorfie | Het kenmerk was geen goede keuze, daar het de ancenstrale situatie voorstelt, ook al kan hiermee een onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende soorten in de lijst |
Omgekeerde evolutie | Evolutionair verworven kenmerken die later in de evolutie verloren kunnen gaan |
Monofyletische groep | Meest recente gemeenschappelijke voorouder van deze organismen en alle nakomelingen |
Parafyletische groep | Niet alle nakomelingen van de gemeenschappelijke voorouder |
Polyfyletische groep | Groepeert verschillende organismen, maar niet de meest recente gemeenschappelijke voorouder |
Möchten Sie mit GoConqr kostenlos Ihre eigenen Karteikarten erstellen? Mehr erfahren.