Afhankelijkheid: wordt de vordering gecedeerd dan volgt het recht
Zaaksgevolg: wordt het goed aan een ander overgedragen dan volgt het hypotheekrecht (3:7 jo. 3:82 / 6:142)
3:227 Beperkte rechten strekkende om op de daaraan onderworpen goederen een vordering
tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen
Prioriteit: een ouder beperkt recht gaat voor een jonger beperkt recht
Pand en hypotheek strekken tot verhaal met voorrang
Pand- en hypotheek hebben vervolgens het recht op parate executie 3:248 / 3:268: bij verzuim van de schuldenaar zijn zij bevoegd het bezwaarde goed te verkopen en zich op de obrengst te verhalen
Meerdere zekerheidsrechten
Pand
een ander dan de hoogste geragschikte kan slechts verkopen met handhaving van de hoger gerangschikte pandrechten. 3:248 lid 3
hoogst gerangschikte verkoopt: het recht van lager gerangschikte pandhouder vervalt
en gaat om in de bevoegdheid om te verhalen overeenkomstig hun rang 3:253
hypotheek: zuivering (3:273)
Conventionaliteitsbeginsel: De totstandkoming van pand en hypotheek berust op wilsovereenkomst
tussen partijen zowel m.b.t. de titel die aan de vestiging te grondslag ligt als de vestiging zelf
Uitzondering 1: ontstaan van rechtswege (substitutie)
Uitzondering 2 :verplichting tot zekerheidstelling ontstaan uit de wet
Object van de zekerheidsstelling zijn goederen: zaken + vermogensrechten
niet alleen volledige rechten , maar ook beperkte rechten zijn vatbaar
voor zekerheidstelling, tenzij de aard van het recht dat uitsluit 3:81
Pand en hypotheek is mogelijk voor alle goederen welke overdraagbaar zijn (3:228 jo.3:81)
Een beding wat overdracht uitsluit, sluit ook de verpanding van de vordering uit (3:98 jo. 3:83 lid 2)
Het recht van pand / hypotheek strekt mede uit tot al hetgeen de eigendom van de zaak omvat 3:227 lid 2
Toekomstige goederen kunnen als object van zekerheidstelling dienen indien het gaat om niet - registergoederen (3:98 jo.3:97 lid 1)
Subsitutie: Ieder recht van pand / hypotheek brengt van rechtswege een pandrecht mee op
alle vordering to vergoeding die in plaats treden van het verbonden goed (3:229)
3:229 lid 2: Het door substitutie ontstane pandrecht gaat boven ieder ander op de vordering gevestigd pandrecht
3:227 Pand en hypotheek strekken uitsluitend tot het securen van een vordering tot voldoening van een geldsom,
andere vorderingen kunnen slechts tot zekerheidstelling leiden indien ze kunnen worden herleid tot een geldsom
De vordering kan zowel een reeds bestaande als toekomstige vordering zijn,
de vordering moet wel voldoende bepaalbaar zijn (3:231 lid 2 / 3:260 lid 1)
Voldoende is dat aan de hand daarvan op het tijdstip van executie kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat
Hypotheek / pand strekt mede tot drie jaar wettelijk rente (3:244 jo. 3:263)
Bepaaldheid / individualisatie: er moet nauwkeurig kunnen worden aangewezen om welk goed het gaat
Hypotheek
partijen
Hypotheekhouder: Degene die het recht van hypotheek verkrijgt
hypotheekgever: Degene wiens goed met hypotheek is bezwaard
derdehypotheekgever: hypotheekhouder en schuldenaar zijn niet dezelfde persoon
pand
Partijen
Pandgever: degene wiens goed met pand is bezwaard
Pandhouder: Degene die het pandrecht verkrijgt
Derdepandgever: hypotheekhouder en schuldenaar zijn niet dezelfde persoon
akte behoeft niet tweezijdig te zijn maar moet wel doen blijken
dat zij tot verpanding van de erin bedoelde zaken is bestemd
Bepaalbaarheidsvereiste: goed is met voldoende bepaalbaarheid omschreven: akte moet zodanige
gegevens bevatten dat, eventueel achteraf, kan worden vastgesteld om welk goed het gaat.
Vordering aan toonder / order
Levering door het papier in de macht van de pandhouder / derde te brengen
Vordering op naam
Openbaar
vestiging:op overeenkomstige wijze als levering vordering (3:236 lid 2 jo. 3:98 BW) d.m.v. akte + mededeling 3:94
Bepaalbaarheidsvereiste
Derdenbescherming: 3:88 BW (alleen tegen BOB en niet BBB)
Stil pand 3:239 lid 1 BW
Toekomstige vorderingen kunnen slechts stil
worden verpand indien ze enkel toekomstig zijn
Inning 3:246 BW
Stil pand: Alleen pandgever kan nakoming eisen d.m.v. afstand
Pandrecht gaat teniet 3:81 lid 1 sub a BW
Openbaar pand: Alleen pandhouder kan nakoming eisen d.m.v. afstand
Pandrecht wordt d.m.v. substitutie van rechtswege
vervangen door een pandrech 3:246 lid 5 op het geinde
Toekomstige vorderingen: verpandbaar indien zij op het tijstip van tegenwoordig worden voldoende identificeerbaar zijn
Er moet tenminste bekend zijn wie de toekomstige debiteur is
Het recht onstaat van rechtswege wanneer aan alle vereiste zijn voldaan