[NL A1] Verba: presens — Mix: vorm typen

Descrição

Noteer de correcte presensvorm van het verbum.
Yatalu ⠀
Quiz por Yatalu ⠀, atualizado more than 1 year ago
Yatalu ⠀
Criado por Yatalu ⠀ quase 4 anos atrás
151
0

Resumo de Recurso

Questão 1

Questão
drinken → ik [blank_start]drink[blank_end]
Responda
  • drink

Questão 2

Questão
drinken → jij [blank_start]drinkt[blank_end]
Responda
  • drinkt

Questão 3

Questão
drinken → [blank_start]drinkt[blank_end] u?
Responda
  • drinkt

Questão 4

Questão
eten → [blank_start]eet[blank_end] ik?
Responda
  • eet

Questão 5

Questão
eten → hij [blank_start]eet[blank_end]
Responda
  • eet

Questão 6

Questão
eten → we [blank_start]eten[blank_end]
Responda
  • eten

Questão 7

Questão
helpen → [blank_start]help[blank_end] je?
Responda
  • help

Questão 8

Questão
helpen → u [blank_start]helpt[blank_end]
Responda
  • helpt

Questão 9

Questão
helpen → jullie [blank_start]helpen[blank_end]
Responda
  • helpen

Questão 10

Questão
hangen → [blank_start]hangen[blank_end] wij?
Responda
  • hangen

Questão 11

Questão
hangen → [blank_start]hangt[blank_end] u?
Responda
  • hangt

Questão 12

Questão
hangen → Pieter [blank_start]hangt[blank_end]
Responda
  • hangt

Questão 13

Questão
bellen → ik [blank_start]bel[blank_end]
Responda
  • bel

Questão 14

Questão
bellen → mama [blank_start]belt[blank_end]
Responda
  • belt

Questão 15

Questão
bellen → [blank_start]bel[blank_end] jij?
Responda
  • bel

Questão 16

Questão
wonen → [blank_start]woont[blank_end] u?
Responda
  • woont

Questão 17

Questão
wonen → Sofie [blank_start]woont[blank_end]
Responda
  • woont

Questão 18

Questão
wonen → ik [blank_start]woon[blank_end]
Responda
  • woon

Questão 19

Questão
kopen → u [blank_start]koopt[blank_end]
Responda
  • koopt

Questão 20

Questão
kopen → [blank_start]kopen[blank_end] jullie?
Responda
  • kopen

Questão 21

Questão
kopen → je [blank_start]koopt[blank_end]
Responda
  • koopt

Questão 22

Questão
heten → ik [blank_start]heet[blank_end]
Responda
  • heet

Questão 23

Questão
heten → [blank_start]heet[blank_end] je?
Responda
  • heet

Questão 24

Questão
heten → hij [blank_start]heet[blank_end]
Responda
  • heet

Questão 25

Questão
kosten → het [blank_start]kost[blank_end]
Responda
  • kost

Questão 26

Questão
kosten → de appels [blank_start]kosten[blank_end]
Responda
  • kosten

Questão 27

Questão
lopen → ik [blank_start]loop[blank_end]
Responda
  • loop

Questão 28

Questão
lopen → [blank_start]loopt[blank_end] het?
Responda
  • loopt

Questão 29

Questão
lopen → wij [blank_start]lopen[blank_end]
Responda
  • lopen

Questão 30

Questão
slapen → [blank_start]slaap[blank_end] je?
Responda
  • slaap

Questão 31

Questão
slapen → [blank_start]slapen[blank_end] de kinderen?
Responda
  • slapen

Questão 32

Questão
slapen → de kat [blank_start]slaapt[blank_end]
Responda
  • slaapt

Questão 33

Questão
vallen → [blank_start]val[blank_end] ik?
Responda
  • val

Questão 34

Questão
vallen → u [blank_start]valt[blank_end]
Responda
  • valt

Questão 35

Questão
vallen → Sarah [blank_start]valt[blank_end]
Responda
  • valt

Questão 36

Questão
trekken → het [blank_start]trekt[blank_end]
Responda
  • trekt

Questão 37

Questão
trekken → [blank_start]trekken[blank_end] wij?
Responda
  • trekken

Questão 38

Questão
trekken → [blank_start]trek[blank_end] je?
Responda
  • trek

Questão 39

Questão
zeggen → [blank_start]zegt[blank_end] hij?
Responda
  • zegt

Questão 40

Questão
zeggen → wie [blank_start]zegt[blank_end]
Responda
  • zegt

Questão 41

Questão
zeggen → ik [blank_start]zeg[blank_end]
Responda
  • zeg

Questão 42

Questão
kennen → ik [blank_start]ken[blank_end]
Responda
  • ken

Questão 43

Questão
kennen → [blank_start]ken[blank_end] jij?
Responda
  • ken

Questão 44

Questão
kennen → u [blank_start]kent[blank_end]
Responda
  • kent

Semelhante

[NL A1] Woorden (vocabulaire) — Klok (voor/over half): juist of fout?
Yatalu ⠀
[NL A1] Woorden (vocabulaire) — Klok (uur+half)
Yatalu ⠀
[NL A1] Verba: presens — Basisregel: vorm typen
Yatalu ⠀
[NL] Uitspraak - Lange of korte klinker?
Yatalu ⠀
[NL A1] Cijfers en getallen — Noteer in cijfers (1-200)
Yatalu ⠀
[NL A1] Cijfers en getallen — Arrangeer (20-99)
Yatalu ⠀
[NL A1] Meervoud — Pluralis met -en: Schrijf de correcte vorm
Yatalu ⠀
[NL A2] Verba: presens — Mix: vorm typen
Yatalu ⠀
[NL A1] Verba: presens — Studeren/luisteren
Yatalu ⠀
[NL A1] Graag — Vraag en antwoord
Yatalu ⠀
[NL A1] Pronomina: bezittelijk vnw — Noteer het vnw
Yatalu ⠀